Hey en Zoon. 1852. In gr. 8vo., in verguld gestempelden band. VI en 208 bl. f 2-20.
Wij geven den Schrijver van dit uitwendig fraaije werk gaarne de getuigenis, dat hij zich geene andere dan goede oogmerken heeft voorgesteld. - ‘De titel van dit boek’ - zegt hij - ‘geeft genoegzaam het doel er van te kennen. De verhalen, die het bevat, zijn hoofdzakelijk geschreven met oogmerk om voor de vrouw, in verschillende beproevingen, waaraan haar leven is blootgesteld, sympathie en eerbied op te wekken, zoowel bij ons geslacht als bij het hare. Wij zijn doorgaans te veel met ons zelven ingenomen bij al wat ons aangaat, onze behoeften, onze bekommeringen, ons lijden, om ook anderen die aandacht te schenken, welke zij verdienen. Het is daarom de taak van hen, die verdichte verhalen schrijven, om die verpligtingen te herinneren, door ons zoodanige beelden, levende beelden uit de ons omringende wereld voor te stellen, waarin wij niet alleen de uitwerking onzer daden op anderen, maar ook de betrekking van anderen tot de maatschappij voor oogen hebben, en waaruit wij alzoo kunnen leeren belang te stellen in de beproevingen en de kwellingen, die anderen te verduren hebben; alzoo te lijden met de lijdenden, te treuren met de bedroefden. Het is nuttig voor ons, somwijlen ons zelven uit het oog te verliezen, om aan anderen te denken en warme belangstelling te gevoelen voor al wat hen aangaat.’ - Wij gelooven, dat de Schrijver dit doel nergens heeft voorbijgezien. Onze lezers vinden in dezen bundel een negental verhalen. Wij kunnen er oorspronkelijkheid noch kracht van vinding, verrassende situatiën noch nieuwe gedachten aan toeschrijven, doch mogen den Schrijver ook den lof niet onthouden, dat hij los en gemakkelijk vertelt. Zijne hoofdverdienste is deze, dat hij zijne lezeressen in de liefde tot het ware, schoone en goede tracht te versterken, haar voorstellende hoe de vrouw door beproeving gelouterd en geheiligd wordt.