de jaartallen van 1420, 1440 en 1450 in eenige aanmerking kunnen komen.’ - De geleerde Schrijver stelt ook als ontwijfelbaar, dat de eer der uitvinding van de houtsnijkunst, en hare toepassing op het drukken van speelkaarten en prentfiguren, insgelijks aan Holland behoort, en verwerpt de bewering der Duitschers, die zich ook de uitvinding van die kunst pogen toe te eigenen. Evenwel dwaalt hij in zijne meening, dat de houtsneê-prentkunst voor de moeder der boekdrukkunst met losse gegoten letters moet gehouden worden, en het verslag, dat wij aankondigen, is bestemd om die en andere dwalingen in zijn belangrijk Artikel voorkomende te wederleggen. Het werkje draagt op elke bladzijde onmiskenbare sporen van des Schrijvers grondige zaakkennis en scherpzinnigheid. Behalven over de uitvinding der eigenlijke boekdrukkunst, is 't hoogst belangrijk hem te hooren over de Straatsburgsche processtukken, door den Franschen Schrijver verkeerd begrepen; maar inzonderheid vinden wij de gissing belangrijk, die hier (bl. 27) wordt voorgedragen over den nog onbekenden aard der vier stukken, aan wijlen andres dritzehen behoorende, en welke guttenberg (volgens de verklaringen der getuigen) verzocht had uit de pers waarin zij lagen weg te nemen en ze van elkander te leggen, opdat men niet mogte zien wát zij waren. Volgens het Voorberigt is het werkje niet door den Heer schinkel-zelven maar op diens aansporing door een zijner vrienden geschreven, die echter niet wordt genoemd. Hetzij nu de Heer schinkel 't ál of niet hebbe geschreven, in elk geval is hij de oorzaak van 't verslag en deszelfs uitgave, en wij brengen hem deswege dank en hulde toe. Zonder dat zouden we niet zoo spoedig het genoegen gehad hebben tot onze lezers te kunnen zeggen: ‘het groote geschil over den oorsprong
der uitvinding is, naar de stellige en onbewimpelde verklaring van den Heer lacroix, ten gevolge van de nader te werk gestelde grondige onderzoekingen, beslist.’ - ‘Coster is de uitvinder van die kunst aller kunsten.’ - ‘De eer der overwinning is aan óns Vaderland.’ - Dat nu de verwachting des Schrijvers worde vervuld, en ook de Heer bernard, beambte van de Keizerlijke drukkerij te Parijs, die ál wat aan costers pers wordt toegeschreven ‘aandachtig bezigtigde’, in het werk dat hij ter