Iets over de uitwendige gedaante van onzen Heer Jezus Christus. Door Dr. G.D.J. Schotel, Predikant te Tilburg. Te 's Hertogenbosch, bij Gebr. Muller. 1852. In kl. 8vo. 124 bl.; in carton, verguld op snede. f :-90.
Dit keurig uitgevoerde boekske bevat een historisch-archaeologisch resumé van hetgeen in vroegere en latere schriften is opgeteekend over de uitwendige gedaante, die onzen Heer van de overige kinderen der menschen onderscheidde. Bij gemis van eene echte afbeelding des gelaats van jezus heeft zich daaromtrent reeds in de oude Kerk eene vaste overlevering gevormd, die later aanmerkelijk is gewijzigd. Immers, terwijl men in lateren tijd zich den Heiland voorstelde als een schoon jongeling, was het vroegste gevoelen op grond van jes. liii: 2, 3, dat Hij, die innerlijk de schoonste volmaaktheid der menschheid bezat, uitwendig alle schoonheid miste. De zaak moge minder belang hebben voor het Christelijk gemoed, - zij is ten hoogste gewigtig voor de Christelijke kunst en hare geschiedenis. Dat Dr. schotel, dit onderwerp aanvattende, het ook met den rijken schat zijner belezenheid heeft behandeld, blijkt op elke bladzijde van het boekje. Eene fraaije vertaling door Mr. h.j. koenen van het schoone Kruislied van vinet is er aan toegevoegd.
Dit belangrijke werkje verdient alle aandacht en aanbeveling.