niet als het gewrocht eener zesdaagsche schepping, maar als de vrucht van eene eeuwen lange trapsgewijze ontwikkeling. De sterrekunde haar licht daarnevens voegende, heeft de grenzen van het heelal tot in het oneindige uitgebreid, en het verheven denkbeeld aan eene voortdurende en eeuwige schepping doen geboren worden. Vele Geologen, Natuur- en Sterrekundigen hebben, om die redenen, op het Mozaïsch scheppingsverhaal met minachting nedergezien, en 't beschouwd als eene verdichting en overlevering zonder de minste wetenschappelijke waarde. - Godvruchtige geleerden daarentegen hebben getracht de resultaten der geologische wetenschap, met de cosmogonie zoo als die in Genesis voorkomt in overeenstemming te brengen, en daartoe onderscheidene verklaringen voorgesteld. Mannen als deluc, cuvier en zelfs uitleggers der H. Schrift, zijn daartoe van de woordelijke opvatting der tekst afgegaan, en hebben de schepping van het heelal afgescheiden van de zesdaagsche vorming der aarde, en die zes dagen tot meer of minder langdurige tijdvakken gemaakt, die op de ontwikkeling van onzen aardbol in het algemeen en op de geschiedenis der wording van het tijdvak waarin zij nu getreden is, zijn toe te passen.
De Geologie, eene wetenschap, die geheel steunt op de waarneming van hetgeen de korst der aarde oplevert, heeft somtijds als onbetwistbare slotsommen van haar onderzoek voorgesteld, wat inderdaad slechts minder of meer waarschijnlijke hypothesen zijn. Zoo is ook de theorie van laplace, over de wording van ons zonnestelsel, slechts eene hypothese, hoewel zij veel waarschijnlijks heeft, en door geene waargenomen feiten weêrsproken wordt en zeer goed in een geologisch systema past.
Maar zij die de oudste oorkonde met deze jongste wetenschap overeen zochten te brengen, hebben zich geheel en al op een hypothetisch gebied moeten verplaatsen, en het daarop niet verder kunnen brengen, dan tot eene aannemelijke waarschijnlijkheid, die der wetenschap tot nog toe weinig of niets heeft gebaat. Dat is ook het geval met den ongenoemden Schrijver van het werkje dat wij nu aankondigen.
Hij beschouwt het Mozaïsch scheppingsverhaal als eene Goddelijke openbaring, en het gezegde in petrus iii: 10: ‘dat de aarde, en de werken die daarin zijn, zullen verbranden’, als