Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1853
(1853)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 183]
| |
Herinneringen uit den Worstelstrijd met Spanje. Door Mr. J. van Lennep. Met op staal gegraveerde platen. Willem de Eerste. Te 's Gravenhage, bij K. Fuhri. 1853. In roijaal 8vo. 150 bl. f 3-:Het was een gelukkig denkbeeld van den Heer fuhri om de zamenstelling dezer reeks van 75 tafereelen uit de eerste jaren van onzen worstelstrijd tegen Spanje, aan den rijkbegaafden verteller der Vaderlandsche geschiedenis aan zijne kinderen op te dragen. Het echt vaderlandsche prentenboek, dat hij er bij aanbiedt, moest er de Nederlandsche jeugd des te aangenamer en onderhoudender door worden. Wie toch heeft in hoogere mate dan hij de gaaf om zoo wel voor de jeugd als voor rijperen leeftijd in boeijenden verhaaltrant voor te dragen, wat hij zich heeft voorgesteld te vertellen? - Ook hier verliet hem die gelukkige gave niet. Tot eene proeve moge de volgende beschouwing dienen, die hij aan Hollands ‘lesten Graaf’, gelijk hij hem in het bijgevoegde rijmpjenGa naar voetnoot(*) noemt, gewijdt heeft, en die tevens als voorbeeld strekken mag der geheel onpartijdige wijze, waarop hij, bij alle onmiskenbare ingenomenheid met die groote dagen uit Nederlands wordingstijd, personen en zaken beoordeelt: ‘Onze voorouders’ - zoo zegt hij - ‘hebben nimmer gelegenheid gehad filips anders dan van een slechte zijde te leeren kennen; en, ook al had hij voor 't overige de beste hoedanigheden bezeten, voor hen zou 't even goed zijn geweest, als had hij ze gemist. Maar juist daarom is het de plicht van een onpartijdig nageslacht, te onderzoeken, of haat en vijandschap, die doorgaands de oogen verblinden, ook niet filips in die van de Nederlanders nog boozer hebben doen schijnen dan hij werkelijk was. - Ten einde hem recht te beoordeelen, moet men in de eerste plaats de stelling in aanmerking nemen, waarin hij zich bevond. Hij was Koning van een uitgestrekt Rijk; maar dat daarom juist moeilijk te beheerschen viel. In Spanje | |
[pagina 184]
| |
had hij nevens zich een woeligen en machtigen Adel, en nog een aantāl Mahometaansche onderdanen, die gaarne een gelegenheid zouden hebben te baat genomen om tegen hem op te staan. Al zijn naburen waren hem vijandig: Frankrijk en Portugal waren doorgaands met hem in oorlog, de Duitsche vorsten haatten in hem den zoon van karel V, door wien hun macht was gefnuikt geworden. Noch in de Nederlanden, noch in Engeland vond hij medewerking. Door geweld van wapenen alleen zoude hij zich moeilijk tegen zoo vele tegenstanders gehandhaafd hebben, hij behoefde de Staatkunde te hulp te roepen: en dit kwam ook meer met zijn aart overeen, daar hij geen minnaar was van den krijg. Daarentegen was hij zeer werkzaam, meer misschien dan iemand in zijn Staten, en zelfs de geringste zaken ontgingen hem niet. Maar juist die geneigdheid om zich met alle bijzonderheden te bemoeien, bewijst, dat hij ongeschikt was, de zaken in 't groot te overzien; zij geeft tevens, vooral in een vorst, kleingeestigheid te kennen en gebrek van vertrouwen in anderen. Met die bekrompenheid van ziel stond zijn vervolging van wat hij ketterij noemde in verband. Hij was een getrouwe en ijverige zoon der Roomsche Kerk, en als zoodanig verschoonbaar, indien hij, buiten die Kerk geen zaligheid kunnende erkennen, andersdenkenden zocht te brengen op hetgeen hij als den rechten weg beschouwde. Doch hij zag niet in, dat daartoe geen slechter middel gevonden kon worden dan schavotten en brandstapels, dat men wel menschen van de aarde kan uitdelgen, maar geenszins een leer: dat zwaard en vuur niemand overtuigen: eindelijk, dat God, die enkel liefde en lankmoedigheid is, slecht gediend en nagevolgd wordt, door hen ter dood te doemen, die Hem op hunne wijze vereeren. Intusschen, al krimpt ons het hart bij de herinnering van al de slachtoffers, op zijnen last verbrand, onthoofd, verbannen, of van 't hunne beroofd, nog zou men filips, op zijn standpunt, kunnen verschoonen, en alleen zijn verkeerden godsdienstijver betreuren; maar ongelukkig doet de geschiedenis ons daden van hem kennen, evenzeer wreed en afschuwelijk en waarbij de godsdienst niet in 't spel was..........Enkele trekken van welwillendheid of zelfs van vergevensgezindheid, welke men van hem weet, bewijzen alleen dat niemand zoo boos is, of hij heeft wel eens goede oogenblikken. | |
[pagina 185]
| |
Men kan alzoo, geloof ik, aannemen, dat al was filips ook niet zulk een bare duivel, als onze voorouders hem hebben afgeschilderd, hij toch niet de man is, op wien iemand, die eerlijk te werk gaat, gaarne eene lofrede schrijven zal.’ - Over oranje, in de eerste maanden van den opstand, lezen wij de volgende juiste opmerkingen: ‘Volgens het weloverlegde plan van O. moest men, om van Spaanschen invloed en vervolging tegen 't geloof ontslagen te raken, eerst de verwijdering der vreemde benden vragen, vervolgends die van granvelle, en dan, als men van die zijde geen tegenkanting meer te vreezen had, de plakkaten bestrijden. De Prins zelf echter stelde zich niet op den voorgrond, uit zorg van zijn invloed en gezach te verliezen, maar bestuurde in 't geheim de raderen, tot bereiking van zijn doel in beweging gebracht; zoodat men zijn oogmerken wel gissen, maar niets ten zijnen opzigte bewijzen kon. - Die voorzichtigheid was voorzeker loffelijk; maar van een anderen kant mag men niet ontkennen, dat er in het gedrag, door hem te dier tijd gehouden, iets dubbelzinnigs gelegen was, 't geen niet bepaald kan goedgekeurd worden. Maar dit lag daarin, dat hij toen nog alleen als Staatsman handelde, en nog niet, zoo als later, een heilig en verheven doel voor oogen had. Zelf in de Katholieke leer opgevoed en die uiterlijk nog belijdende, was hij door vriend- en bloedverwantschap naauw gehecht aan voorstanders der Hervormde begrippen: als Stedehouder des Konings moest hij de ketterij dempen; als mensch wilde hij lieden sparen, die misschien dwaalden, doch aan velen waarvan hij zijn achting niet ontzeggen kon; hij was niet genoeg met de stellingen der Roomsche Kerk ingenomen om zich een ijveraar voor deze te toonen, en aan de andere zijde nog niet genegen, de gevoelens der Hervormden te omhelzen; dit alles bracht hem in een valsche stelling, en was oorzaak, dat, terwijl de partij van den Bisschop van Atrecht, hem met argwaan beschouwde, de voorstanders der Hervorming hem nog hun vol vertrouwen niet dorsten schenken.’ - ‘Wat 's Prinsen aart betrof’ - aldus luiden de woorden, waarmede het laatste tafereel besloten wordt - ‘weinige vorsten hebben hem in schranderheid en voorzichtigheid evenaard of in minzaamheid en werkzaamheid overtroffen. Was hij niet zonder menschelijke zwakheden, en waren zijne eerste handelingen op het | |
[pagina 186]
| |
Staatstooneel van zelfzucht niet vrij te pleiten, de school des tegenspoeds had zijn karakter gelouterd en hem in zijn verdere loopbaan tot een voorbeeld van geduld, lijdzaamheid, en Kristelijke onderwerping gevormd.’ Niet zoo doorloopend gelukkig als het proza is het dicht van den Heer van lennep, dat hij, in vierregelige rijmpjens, waarvan wij er boven reeds een aanhaalden, aan iedere prent heeft toegewijd; tot de zinrijkste behooren wel, behalve het aangehaalde, dat bij karels afstand: De Keizer stelt den staf der Nederlanden,
Met plechtigheid, aan Koning Filips in handen,
't Is Nassau, op wiens arm de vader leunt; -
Och! had de zoon, als deze, op hem gesteund!
Dat bij margaretha's portret, al luidt het wel wat vleijend: Hier: woelend oproer, ginds: een norschen dwingeland,
Wie moest zij weêrstand biên? aan wie gehoor verleenen?
Wat baatte goede wil, menschlievendheid, verstand? -
En echter, toen zij ging, was vrijheid meê verdwenen.
Dat bij de portretten van lodewijk van nassau, en van anna van saxen: Geen zegen brengt een echt, uit Staatsbelang gesloten,
Zoo Anna bogen mocht op rijkdom, aanzien, schoon,
Wat heil heeft Nassau uit dien huwlijksband genoten? -
Maar 't dankbaar Neêrland roept: ‘Prins Maurits was haar zoon!’ -
Men ziet hoe gelukkig de Heer van lennep de rampzalige vrouw van hare - eenige - goede zij heeft weten te treffen. De ‘op staal gegraveerde platen’ van het boek zijn allen uit een vroeger bij den Uitgever verschenen Leven van willem I ontleend, en dus velen onzer lezers zeker bekend. Zij weten dan tevens dat ze slechts in enkele uitzonderingen op werkelijke kunstwaarde mogen bogen. Lof verdienen slechts het portret van willem I, door lange, naar hamburger en miereveld, de Leidsche weesjongen (48), het vertrek der Spaansche soldaten (14 en 54), de overtocht over de Maas (32), oranjes uitwijking (24), en misschien een enkel ander. Geheel afzichtelijk zijn onder anderen: willems dankgebed (44) en de hond van den Prins (38). Onder de portretten mag men velen geheel mislukt noemen, b.v. die van jan van nassau, | |
[pagina 187]
| |
van charlotte van bourbon, egmont en alva; de minst slechten zijn die van margaretha, anna van saxen, requesens, en lod. van nassau; geen van allen echter is onberispelijk. Als kunstkeurig prentenboek laat het werk - hoe vaderlandsch van zin - dus wel iets te wenschen over. Het proza dat er de Heer van lennep in gaf, zouden wij echter gaarne door den Heer fuhri tot schoolgebruik afzonderlijk zien drukken en uitgeven. Geen dat beter beantwoorden zou aan de bedoeling van dien Hoogleeraar, die de vaderlandsche geschiedenis als een ‘kostbaar erfgoed voor Nederlandsche kinderen’ hun onverminkt wenscht te zien voorstellen. Enkele onjuistheden, die door de historische nasporingen van den laatsten tijd, in de vroegere voorstelling aan 't licht zijn gebracht, en deze of gene misstelling, die ons bij het lezen in 't oog viel, zouden daarbij dan gewijzigd en verbeterd moeten worden. Granvelle b.v. verliet niet vrijwillig, maar op 's Konings uitdrukkelijk verzoek het land; de eerste grondslag van 't Verbond der Edelen werd niet te Brussel maar te Spa gelegd; de zamenkomst te Duffel kon naauwkeuriger beschreven zijn; tholouse heette niet jaques maar jean, en werd naar het schijnt niet in een schuur verbrand, maar ‘hachè en cent pièces’ in spijt van het losgeld, dat hij aanbood; bergen kwam niet door vergif om, evenmin als Don jan; egmont en hoorne werden niet na een maaltijd, maar na eene beraadslaging gevangen genomen; vargas schijnt niet gemengd te zijn geweest in de gevangenneming van filips willem; het gerucht omtrent alva's wreede plannen tegen de onwillige Brusselaars (35) was denkbeeldig; dat filips den tienden penning had afgekeurd is wat te veel gezegd; de la noue ware beter la noue geheeten. |
|