Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1853
(1853)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 170]
| |
Zelf in de voormalige Nederlandsche volkplanting aan de Hudson-rivier en de omgelegen oorden geweest zijnde, en daar, gelijk ook hier, vele bescheiden verzameld hebbende, kan de Schrijver met kennis van zaken spreken, en hij levert dan ook inderdaad eene belangrijke beschrijving van de lotgevallen der Hollandsche Gereformeerde Kerk in Noord-Amerika, van haren invloed op de Staatsinrigting, en van hare tegenwoordige zamenstelling en godsdienstige rigting. Het stuk is rijk in bijzonderheden en zal gewis met groote belangstelling gelezen worden door elk die sympathie gevoelt voor aloude landgenooten en hunne afstammelingen, en voor nog onlangs uitgewekenen naar het verre Noord-Westen; welke laatsten dit oord der wereld gekozen hebben, waarschijnlijk omdat aldaar de formulieren van eenigheid der Dordsche Synode nog de grondslagen zijn des geloofs en der prediking. Eene opgave van den inhoud te leveren zou moeijelijk zijn; maar de Schrijver-zelf geeft in een slot-artikel het volgende belangrijke overzigt: ‘Overzien wij nog eenmaal in korte trekken hare geschienenis, dan zien wij haar het eerst aan de boorden van den Hudson verplaatst, en is zij te vergelijken, om een beeld van jesaja te gebruiken, bij een reisje, dat opgroeide tot een krachtigen boom, die thans zijne takken uitbreidt en vrucht voortbrengt, beide in huisgezin en Staat. Of met andere woorden, als eene waardige dochter der Hollandsche Moederkerk staat zij daar, sterk door den geest des Heeren, der wijsheid en des verstands, den geest der kennis en des geloofs. Zwak in den aanvang, was bogardus haar eerste leidsman, schonken Puriteinen, Hugenoten, later ook de “Vrienden”, haar meerderen steun. Bij de uitbreiding van het getal der Hervormden in N. Amsterdam en Beverwijck, aan den Hudson, op Manhatten, Staten- en Lang-eiland nam ook het getal godsdienstleeraars toe: gideon schaets, megapolensis en later ook drisius, blaakten van ijver: ongelukkiglijk deze beide laatsten niet altijd van den ijver des verstands. Zij kweekten de opgroeijende Kerk; maar deze zelve bleef onschuldig aan hunne vervolgzucht tegen Lutherschen, Puriteinen en Quakers. Integendeel leerde zij uit hunne dwaling de vrijheid van geweten van andersdenkenden steeds eerbiedigen. De Eerw. blom, stelyns en livingston, ijverige mannen, door den geest der | |
[pagina 171]
| |
verdraagzaamheid en der liefde bezield, arbeidden, nevens tasschemaker en anderen, in den wijngaard des Heeren. Gelijk een van rensselaer de eerste grondslagen legde eener Algemeene Volksvergadering, zoo legden ook gemelde livingston en de ronde, bezield door geloof en liefde, den grondslag der Unie, waarop later de algemeene Synode gegrond is. In dien tijd arbeidde reeds de achtingswaardige frelinghuysen met zegen aan de boorden van den Ravitan, waar hij, even als elders een laidlie en westerloo, eenen onsterfelijken naam heeft nagelaten. Het vrijheidsgevoel dat aanvankelijk de Kerk bezielde, die thans reeds tot eene krachtige dochter was opgegroeid, doordrong ook weldra een washington, die, als een andere willem I, de stichter werd van eenen Christelijken Vrijstaat, waarvan de Kerk, om zoo te zeggen, de Christelijke levensadem uitmaakt; die zich inzonderheid in déze eeuw, waarin zij eenen van buren, als president aan het groote Staten-verbond schonk, en op de namen der wijckhoffs, de witten en frelinghuysens bogen mag, aanmerkelijk uitbreidde. In 1800 telde de Kerk reeds eene welgeregelde Algemeene Synode, benevens twee bijzondere, en dertien classen, welke achtervolgens door nieuwe classen vermeerderd werden; terwijl zij met onderscheidene zusterkerken, de Presbyteriaansche, de Hervormd-Presbyteriaansche, de Geassociëerd-Hervormde, en de Hoogduitsch-Hervormde Kerken in verbindtenis trad. Aan Bijbel- en Zendelinggenootschappen, zoo binnen- als buitenlandsche, onder voorzitting van frelinghuysen en aan het zendingswerk onder de Joden onder leiding van ph. milledoler, nam zij een verblijdend werkzaam aandeel, terwijl een rutgers, knox van benschoten, van doren en anderen, door liefdadige stichtingen toonden door den geest van weldadigheid bezield te zijn, werd ook aan de inwendige opbouwing van het Koningrijk Gods, de uitbreiding van den lof des Heeren, de uit den weg ruiming van al wat de wezenlijke godsvrucht schaadt, met volhardenden ijver gearbeid. Psalmen en Hymmen, kerkmuzijk, doop, huwelijk en lijkdiensten ontgingen hare aandacht niet; dansen, onmatigheid en Sabbathschennis werden geweerd, en wij zagen de zegenrijke vruchten, die hare Christelijke pogingen in de Maatschappij en het leven voortbragten.’ | |
[pagina 172]
| |
Het verwondert Ref. zéér bij dézen Schrijver te vinden: Staatkundige geschiedenis, voor: Staats-geschiedenis; geschiedkundig gebied, voor: gebied der geschiedkunde; godsdienstige vervolgingen, voor: vervolgingen om de godsdienst, en meer zulke onnaauwkeurigheden, in anderen ligter dan in hém te verschoonen. De stijl is overigens, gelijk uit het aangehaalde blijkt, duidelijk en levendig, en de inhoud van dit eerste Stuk gewis belangrijk voor velen. |
|