lezer. Van de Boeken des O. en N. Testaments wordt o.a. gezegd, dat zij zijn ‘de borsten der vertroostingen, jes. lxvi: 11’, waaruit de ‘redelijke en onvervalschte melk’ des Evangelies, 1 petr. ii: 2, gezogen wordt, ‘de balsem uit Gilead, jer. viii: 22, om te verbinden de gebrokenen van harte, jes. lxi: 1.’ Voor de leer der Drieëenheid worden niet slechts bijgebragt 1 joh. v: 7 en andere, maar ook Gen. i: 26, iii: 22, xi: 7, xx: 13, jos. xxiv: 19, jes. liv: 5, Exod. xv: 2, jes. vi: 3 enz. Ook de vóórbeschikking of praedestinatie wordt stelselmatig bewezen met plaatsen, meerendeels uit het O.T. en zelfs aan jezus sirach ontleend. En het geheele boek, dat de zedepligten zoowel als de geloofswaarheden behandelt, vertoont een bont mengsel van allerlei zaamgeraapte en uit hun verband gerukte Bijbelwoorden, die op den klank af worden aangehaald, zonder dat, op zeer enkele uitzonderingen na, eenige poging wordt aangewend, om ze te verklaren. Op zulk eene wijze kan men willekeurig de grootste dwaasheden met het schijnbaar gezag der Schrift bevestigen. Wij herinneren ons daarbij, hoe iemand daarvan eene geestige proeve gaf door te zeggen: ‘er staat geschreven: ‘judas ging heên en verworgde zich zelven’ en ‘gij dan, doe desgelijks!’ Reeds dit bewijst, hoe men langs dien weg heiligschennis pleegt en Gods Woord prijsgeeft aan ligtzinnige spotternij. Wanneer zal men toch ophouden, den kostelijken Bijbel door zulk een bedrijf te misbruiken en Hém smaadheid aan te doen, die dat onwaardeerbaar geschenk ons gaf, opdat wij er
winste meê zouden doen voor onze zielen? Wanneer zal men leeren begrijpen, dat wij geroepen zijn, om dienstknechten te zijn niet der letter, maar des geestes? Van den Schrijver vreezen wij, dat hij niet ligt zal terugkeeren van zijnen schadelijken weg, waarop hij O. en N. Verbond, Wet en Evangelie, Gods Woord en H. Schrift dooreenhaspelt en vermengt. Maar och! mogt zijn voorbeeld anderen nog tijdig de oogen openen of hun tot waarschuwing verstrekken, opdat zij niet met hem van de waarheid afdwalen! Ons is het hier bij vernieuwing gebleken, dat de natuurlijke mensch de dingen niet verstaat, die des Geestes Gods zijn. Sapienti sat!
Aan den eigenlijken tekst nu, waarvan wij den inhoud eenigermate aangeduid hebben, zijn velerlei breedvoerige, klein gedrukte aanteekeningen toegevoegd, soms van eenige blad-