op eenig schrijven van den Heer sloet tot oldhuis. Eigenlijk is de inhoud in twee deelen gesplitst. Het eerste is gerigt aan den Heer sloet, die op het zeggen van den Schrijver, dat Billiton geen tin-eiland is, dezen eenigermate schijnt te hebben gepersifleerd. Hiertegen komt de Heer van doren op, en beroept zich op een verslag van den zaakkundigen j.h. croockewit, hz., van den 15den April 1851, waaruit blijkt dat, bij gedaan onderzoek in loco, door dezen Heer op Billiton geen tin-erts is gevonden.
Het tweede gedeelte behandelt de vraag: of de toestand der slaven op Java zoo beklagenswaardig zij als die in Nederland door sommige Schrijvers wordt afgeschilderd? - Dit gedeelte is hoofdzakelijk gerigt tegen den Heer Dr. j.h. van hoëvell, die in zijne ‘Emancipatie der slaven in Nederl. Indië’, en hier en daar in zijn ‘Tijdschrift voor Nederl. Indië’, den toestand der slaven op Java als zeer ongunstig heeft voorgesteld, en de Emancipatie op het dringendst heeft aanbevolen.
Het komt ons voor, dat de Heer van doren zijne bewering en gevoelens met nadruk handhaaft en staaft, en dat, uit dien hoofde - de belangrijkheid der onderwerpen in aanmerking genomen - de lezing van zijne brochure allezins is aan te bevelen.