roepen, uitgedrukt in deze drie woorden: kinderzin, broederzin, hemelzin. En altijd kwam ons, op zeer zeldzame uitzondering ha, de orde van behandeling en wijze van ontwikkeling geleidelijk, eenvoudig, doelmatig voor, zonder dat er jagt gemaakt is op effect. Maar liever dan hierover uit te weiden, geven wij de verzekering, dat de inhoud zich door heldere denkwijze, zuivere begrippen, heiligen ernst en praktikale strekking gunstig onderscheidt. Wij vinden hier zoo min het oppervlakkige, dat aan het vroegere rationalisme eigen was, als het duistere en onbestemde, dat het latere mysticisme, ook in onze dagen, kenmerkt. Aan het regt verstand van elke bede wordt de eerste zorg besteed. Zonder omhaal van geleerdheid worden ook hier en daar verschillende gevoelens vermeld. En de opvatting, die de voorkeur verdient, wordt doorgaans met overtuigende redenen bekleed. Hetgeen alzoo duidelijk geworden is, wordt nuttig aangewend en toegepast op hart en leven. En gelijk de taal gekuischt is, zoo is de toon, hier aangeslagen, die des geloofs en der liefde, die beurtelings bestraft en waarschuwt, vertroost en opwekt, en krachtig dringt tot een leven des gebeds in gemeenschap met christus, den Heer. Er is geen twijfel aan, of deze leerredenen, te Amsterdam met nut en stichting gehoord, zullen ook, thans in den vorm van een godsdienstig huisboek in ruimeren kring verspreid, onder hooger zegen winste doen voor het Koningrijk Gods.
Aanmerkingen hebben wij niet, of het moest zijn, dat de volzinnen over het algemeen ál te kort zijn en de stijl daardoor die lenigheid en ronding, die volheid en gemakkelijkheid mist, waarop wij prijs stellen. Op den predikstoel, bij de openlijke voordragt, moge zulk een style coupé, matig gebruikt, aanbeveling verdienen; bij lezing komt hij ons minder behagelijk en daarom niet navolgingswaardig voor, zonder dat wij daarom het hinderlijk gebrek, dat daar tegenover staat, van langwijligheid en gerektheid der volzinnen in bescherming zouden willen nemen. Maar wij mogen niet vergeten, dat wij hier leerredenen voor ons hebben. En daarmede vervalt deze aanmerking grootendeels.
Hoe gaarne gaven wij nu nog eene en andere proeve van den inhoud. Wij zouden dan wijzen op hetgeen hier bl. 8 gezegd wordt over den oorsprong van het gebed des Heeren, in hoeverre namelijk onze Heiland Zijn voorschrift aan bestaande