| |
Een gemaskerd bal te Parijs in 1778.
Maria antoinette, die den lust tot vermaken aan het Fransche hof deed herleven, bragt ook de gemaskerde bals weder in zwang. De burgerstand volgde, gelijk altijd, het voorbeeld van den adel, en verlustigde zich met zulke nachtelijke feesten in het gebouw der Opéra, waar dan zelden een voorval ontbrak, geschikt om de gesprekken aan het hof en in de stad te verlevendigen.
De Vasten-avond-vermakelijkheden van 't jaar 1778 vooral waren drok. Een groot aantal gemaskerden vertoonde zich reeds des morgens op de boulevards, zoodat het niet twijfelachtig was of het bal in de Opéra zou schitterend wezen, te meer daar men wist dat zeer hooge personaadjen er deel aan zouden nemen. En inderdaad werden de deuren van het gebouw der Koninklijke mu- | |
| |
zijk-akademie al vroeg belegerd door eene menigte, die, op het gegeven teeken, de prachtig verlichte zaal binnenstormde.
Het feest was in den aanvang niet zoo woelig als later. De costumes waren nog frisch en werden bewonderd. Elke binnenkomende werd door nieuwsgierigen omringd en moest het onderzoek doorstaan van menigen blik, die alle moeite deed om achter het geleende aangezigt, den persoon, die 't droeg, te herkennen. Onder de maskers, meer bijzonder nagevorscht, was een man van middelbare lengte, die met onverstoorbare deftigheid in een Armenisch gewaad, volmaakt gelijkende naar dat waarmede j.j. rousseau zich in de hoofdstad vertoond had, op en neêr wandelde. Men wilde weddingschappen aangaan, dat hij de Geneefsche wijsgeer-zelf ware, en de zigtbare ontevredenheid van den gemaskerde, zoo dikwerf een onbeleefde hem van te nabij beschouwde, versterkten dat vermoeden. Men sprak er veel over, en de wezenlijke of gewaande Schrijver van den Emile was dien avond, wat men nu zou noemen: de lion van 't gezelschap. Een later binnengekomene deed de begoocheling verdwijnen door het verhaal van een voorval, dat weldra van mond tot mond ging. Het bewees, dat de Armeniër de menigte ten koste van jean-jacques vermaakte; want door een ongeluk hem den vorigen dag, op zijne eenzame wandelingen, overgekomen, moest deze zijne kamer houden.
Hij had, namelijk, den vorigen dag, op den weg van Menilmontant, het rijtuig van den Heer de fargeau ontmoet en niet spoedig genoeg kunnen wijken voor een grooten Deenschen hond, die er nevens liep, en was door dezen omver geloopen. De Heer de fargeau deed dadelijk ophouden, en steeg uit om den, naar hij zag, gekwetsten man te helpen, en verdubbelde zijne verontschuldigingen toen hij den wijsgeer herkende, en verzocht hem dringend in zijn rijtuig plaats te nemen, om hem te huis te brengen. Jean-jacques echter, ofschoon in het aangezigt gewond, was onverbiddelijk en ging
| |
| |
heen, zonder iets op de ontschuldigingen van den eigenaar des noodlottigen Deens te antwoorden. De Heer de fargeau verzuimde niet den volgenden morgen, dien van het gemaskerde bal, naar den toestand van den gekwetste te doen vernemen; maar rousseau ontving den bode zeer ruw, en schreeuwde hem eenvoudig toe: ‘Zeg uwen meester, dat hij zijn hond aan den ketting moet leggen!’
Rousseau was dus niet op het bal. Elk prees de naauwkeurige gelijkenis van zijn tweede ik, maar nu men toch wist, dat 't maar eene kopij was, trok hij de aandacht niet langer. Intusschen waren de gewone kleine balintrigues in vollen gang; de partij was ten toppunt van levendigheid, toen 't velen in het oog liep, dat een zeer rijk masker onophoudelijk eene wit-satijnen domino vervolgde, terwijl deze alle moeite deed om van haren lastigen vervolger ontslagen te worden. In de koffijkamer, in de zaal, overal was hij hare schaduw, en sprak onafgebroken, fluisterend en dringend haar aan. Trad zij in eene loge, hij was er ook, en zette zich nevens haar; verliet zij die, hij ging mede. Dat trok eindelijk algemeen de aandacht. Wel wist men de namen dier personaadjen niet; doch het gerucht liep, dat zij tot den voornaamsten stand behoorden. Eindelijk scheen de jonge man eene zware beleediging of eene gewigtige waarheid te hebben gezegd; want de witte domino wendde zich snel om en greep, tegen alle gewoonten aan, naar het masker, dat de gelaatstrekken van den lastigen vervolger bedekte. Deze, dien onverwachten aanval met eene gelijke poging willende beantwoorden, had, bij de beweging naar het masker der dame, het ongeluk haar, met een ring, dien hij aan een der vingeren droeg, in het aangezigt te kwetsen. Dit tooneel, ten aanzien van zoo vele toeschouwers, werd het onderwerp van alle gesprekken; elk hield er zich mede bezig en sprak er fluisterend van, als over eene gebeurtenis die treurige gevolgen kon hebben. De beide maskers werden nu bekend; het eene was de Graaf van artois (later karel X), het andere de
| |
| |
Hertogin van bourbon. Men begrijpt, dat zij zich na deze onaangenaamheid verwijderden; de menigte volgde welhaast hun voorbeeld, en het bal eindigde onder den niet aangenamen indruk van een tooneel, welks spelers zeker het oogmerk niet hadden gehad om eenige openbare ergernis te geven.
De Graaf van artois was juist niet beroemd wegens de zuiverheid zijner zeden. Desniettemin, of misschien dáárom, werd hij door vele vrouwen in bescherming genomen. Men zag zijne ligtzinnigheid over 't hoofd; want hij was een allerbeminnelijkst cavalier. Moest men ook niet aan zijne jeugd wat toegeven? Maar deze laatste onbezonnenheid deed hem zijne schoone verdedigsters verliezen. Een vergrijp tegen de zedelijkheid liet zich in die dagen verontschuldigen; maar tegen de wellevendheid te zondigen, eene jonge dame, door onbesuisde drift in het gelaat te kwetsen, dat duldde geene verschooning. De geheele wereld, het hof en de stad, koos nu partij tegen den Graaf; zijne veroordeeling was algemeen.
De Hertogin van bourbon achtte zich verpligt voor de ondergane beleediging voldoening te eischen. Zij deed hare klagten door den Prins van condé, en door haren vader, den Hertog van orleans, aan den Koning voordragen. Niets scheen moeijelijker te dempen, dan deze ongelukkige twist. De Hertog van bourbon had luide verklaard, dat, indien men zich niet bij zijne echtgenoote wilde verontschuldigen, hij weten zou, wat hem te doen stond. Dat dit eene uitdaging aan den Graaf van artois zou zijn, was gemakkelijk te gissen. 't Gerucht ook dáárvan kwam tot den Koning, wien dit sterk trof. Welk een slecht voorbeeld ook inderdaad, als er een tweegevecht plaats greep tusschen hem zoo na verwante personen. Hij deed de beide Prinsen bij zich komen, en vorderde hen de belofte af, dat zij tegen zijnen wil niets zouden doen. De Hertog van bourbon en de Graaf van artois waren dus genoodzaakt eene verzoening te veinzen, die echter door niemand als wèlgemeend werd beschouwd.
| |
| |
's Konings gezag was, in zeker opzigt, magteloos. Maria antoinette ondernam dus, de onderhandelingen zelve te bestieren, daar zij zich overtuigd hield, dat vrouwen dikwerf beter slagen dan mannen, als er twisten zijn bij te leggen en vrede tusschen vijanden te herstellen is. Zij vaardigde gezanten af, die alle moeiten deden, om de bezwaren tegen een onbloedigen uitslag uit den weg te ruimen. Maar hunne pogingen mislukten. De Graaf van artois had van de bedreiging des Hertogs van bourbon gehoord, en weigerde dáárom de stappen van verontschuldiging te doen, op welke de Hertogin regt had, en toch was dit, om het tweegevecht te vermijden, de eenigst mogelijke oplossing.
Men hoopte dat het publiek, na eenigen tijd, de zaak zou vergeten, en dat de onverschilligheid der openbare meening, bij het rekken der onderhandelingen, niet meer zou noodig maken een reeds vergeten geschil te verlevendigen en op eene kampplaats te eindigen. Maar dit gebeurde niet. De zaak van Mevrouw de Hertogin was eene zaak geworden van algemeen belang. De eischen van het Fransche eergevoel spraken luider dan alle tegenredenen, op 't gezag der wetten en de bevelen des Konings gegrond. De twee Prinsen besloten tot het duël.
Den 16den Maart, des morgens ten 9 ure, reden twee rijtuigen, vergezeld door knechts zonder liverei, gelijktijdig het bosch van Boulogne in. Het eene kwam van Parijs, het andere van Versailles. Beiden hielden stil bij een der boschjes die Bagatelle omringen, en de Graaf van artois en de Hertog van bourbon bevonden zich in elkanders tegenwoordigheid, elk met twee getuigen, uit de officieren hunner Huizen gekozen. De voorwaarden van het gevecht geregeld zijnde, trokken de partijen hunne degens, en de strijd duurde omtrent vijf minuten, doch de verhalen deswege verschillen. De een beweerde dat de Graaf van artois een ligte schramp aan den arm ontving; anderen zeiden dat het eenige bloed, hetwelk er gestort werd, dat was van den Heer de vibraye, Kapitein der lijfwacht van den Hertog van bourbon en
| |
| |
een zijner getuigen, die, toen hij de sporen van den Prins had losgemaakt, zich oprigtte, maar een wondje onder 't oog kreeg, door de punt van des Hertogs degen, welken deze onder den arm hield. Wat daarvan zij, zoo veel is zeker, dat de zaak eervol geschiedde, en men overeenkomstig de regelen der aloude ridderschap gestreden had.
Dadelijk na het geven dier voldoening, schreef de Graaf van artois aan den Koning, om hem vergiffenis te verzoeken, wegens de ongehoorzaamheid aan zijne bevelen; met bede, dat de Hertog van bourbon niet anders dan hij-zelf mogte behandeld worden. Ofschoon hij schuldig, was, hoopte hij verschooning te vinden in de liefde eens broeders. - De Koning kon er eigenlijk niet misnoegd over zijn, dat Fransche Prinsen hadden gedaan hetgeen de eer vorderde. Dit geschrift verzonden zijnde, spoedde de Graaf van artois zich naar het Palais-Bourbon om der Hertoginne de volkomenste voldoening te geven. Hij deed dien stap, tot welken hij niet had willen overgaan zoo lang de Hertog dien had geëischt, thans uit eigen beweging, en volgde nu zijn eigen gevoel; terwijl hij anders had kunnen schijnen uit vrees te handelen. ‘Ik neem’ - sprak hij tot de Hertogin - ‘het eerste oogenblik te baat, dat de omstandigheden mij vrijlaten, om u de verontschuldigingen aan te bieden welke ik, tot mijne smart, tot nu toe heb moeten uitstellen.’ - Deze ontschuldiging, al ware zij misschien niet geheel opregt, was voor de eer der Hertogin voldoende, en werd ook op zulk eene wijze aangenomen, dat men aan opheffing van alle verder leedgevoel gelooven mogt.
Het nieuws van die verzoening verspreidde zich even snel als vroeger dat van de beleediging. Te Parijs en te Versailles was men er even vol van, en de bijzonderheden werden op allerlei wijzen verhaald. Men verzekerde dat de strijders het hof voor eenigen tijd zouden moeten verlaten, om aan het misnoegen des Konings te ontgaan. Men deelde elkander zelfs, in vertrouwen, twee verbanningsbevelen mede. Evenwel gebeurde
| |
| |
er niets van dit alles. Lodewijk XVI was geen vriend van straffen, en de Koningin verkreeg, zonder moeite, genade voor de beide schuldigen.
Het laatste bedrijf van dit kleine tooneelspel was intusschen nog niet vertoond. In de Opéra aangevangen, moest de intrigue in den schouwburg worden opgelost. Eene maand vóór de gewigtige gebeurtenis op het gemaskerde bal raakte geheel Parijs, op een goeden morgen, door het wonderlijkste, het onverwachtste voorval in verbazing. Voltaire was in de hoofdstad, die hij in vele jaren niet had bezocht, aangekomen. ‘Neen!’ - riep een der ooggetuigen uit - ‘Neen, de verschijning van een geest, van een profeet, van een Apostel, zou niet méér verwondering en bewondering gebaard hebben dan die van voltaire. Dit nieuwe wonder heeft, voor eenige oogenblikken, alle andere belangen doen zwijgen; het heeft de geruchten van oorlog, de kuiperijën van de balie, de hofkrakeelen, zelfs den grooten twist tusschen de Gluckisten en Piccinisten doen vergeten.’ De hoogmoed der Encyclopédisten was voor de helft verminderd, de Sorbonne beefde, het Parlement zweeg, de geheele letterkundige wereld was in beweging, gansch Parijs haastte zich voor de voeten van zijnen afgod te knielen, en nooit zou een held met meer luister zijn roem genoten hebben, indien het hof den dichter met een gunstigen blik had verwaardigd, of maar minder onverschilligheid had aan den dag gelegd.
In den ouderdom van vier-en-tachtig jaren legde voltaire, in Februarij, den weg van Ferney naar Parijs in vijf dagen af. Hij steeg af bij den Markies de vilette, die kamers voor hem in zijn hôtel had doen gereed maken, en reeds des anderen daags ontving hij de meesten der uitstekende mannen, die toesnelden om hem te begroeten. Terwijl men hem van vermoeijing afgemat waande, las hij, des avonds, overluid zijn treurspel Irène voor, dat op het Théâtre Français gespeeld zou worden, en besteedde den nacht daarop aan het verbeteren der twee laatste bedrijven. De Heer de vilette
| |
| |
gaf zich de uiterste moeite om bij den grooten dichter de stad Parijs, en bij Parijs den grooten dichter waardig te vertegenwoordigen, en - maakte zich door zijne bedrijvigheid daarbij belagchelijk.
De Irène werd in zes weken ingestudeerd, en den 16den Maart voor de eerste maal opgevoerd. Nooit zat een schitterender gezelschap in den voornaamsten der schouwburgen opeengepakt. De Koningin verscheen er met geheel haar hof, en woonde den nieuwen triomf des beroemden treurspeldichters bij. Zijn zegepraal werd echter voorafgegaan door die der Hertogin van bourbon. In den morgen van dienzelfden dag hadden het tweegevecht tusschen haren echtgenoot en den Graaf van artois, en de verontschuldiging van den laatsten bij haar, plaats gehad. De indruk van die twee voorvallen was nog versch. Toen de Hertogin van bourbon in hare loge trad, daverde de geheele zaal van toejuichingen, en de geestvervoering steeg ten top toen men den Hertog haren gemaal en haren kampvechter aan hare zijde ontwaarde. - Welk eene zonderlinge heerschappij heeft de ridderlijke geest, die weleer een zoo uitstekende karaktertrek der Natie was, ten allen tijde blijven uitoefenen! Wel waren de zeden van het Hof, in dien tijd, niet voorbeeldig; men gaf er niet veel om de eer der mannen of de deugd der vrouwen; maar toen een Prins, befaamd door zijn goed geluk, eene voorname vrouw beleedigde, verloor hij al zijne vrienden; elk hunner trok partij voor haar, die men zijn slagtoffer noemde. Hij zou deze voorname vrouw hebben kunnen ontëeren, zonder dat iemand er zich over bedroefd of aan geërgerd zou hebben; maar hij kwetste haar wang, in eene poging, om 't regt van onbekendheid te schenden, en dat was erger dan eene beleediging; het was eene laagheid. Met de wapens voldoening te geven, daarna zich aan de voeten der gehoonde vrouw te werpen, was het eenige, dat de Graaf van artois doen kon, om de gunst des volks te herwinnen. Men bewees dan ook hem, dat de ongunstigste indruk kan worden uitgewischt, als een man zijne fou- | |
| |
ten grootmoedig herstelt. Toen hij in
zijne loge kwam werd ook hij met eenparige blijken van welgevallen ontvangen. - ‘Aldus’ - riep een publieist uit - ‘durfde het volk, door zijne schitterende goedkeuring, eene daad huldigen, die volgens de wetten ongeoorloofd, met de grondbeginselen van den troon strijdig, en door de uitdrukkelijke bevelen des Konings verboden was.’ Een bewijs, dat de magt der zeden en der volksvooroordeelen alle ander gezag en alle menschelijke heerschappij overtreft.
Naar 't Fransch. |
|