Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1852
(1852)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 611]
| |
gelagen met muzijk, dans en dartele buitensporigheden, elkander onafgebroken op, om de tegenwoordigheid te vieren des meesters op het landgoed van Zara, zijne voornaamste bezitting. De edelen uit den omtrek waren genoodigd, en op hunne Ukrainsche rossen, door Siberische honden gevolgd, aangekomen. De lijfëigenen zwoegden om hunne tirannen genoegen te geven. Scharen dienaars droegen gestadig wild, visch en druiven van Kasan op; anderen vulden onverpoosd de bokalen. De feestzaal stroomde van wijn, en schudde van 't getier en geschater, terwijl geweld plegende speurknapen van hut tot hut in 't dorp gingen, om voor de opgewonden heeren de schoonste dochters en vrouwen der lijfëigenen op te eischen. Zelfs bevalen de ruwe meesters in die dagen, niet zelden den vader om zijne dochter, den man om zijne gade, den bruidegom om zijne verloofde op hunne kasteelen te brengen. Er zijn tegenwoordig in Rusland, gelijk elders, menschlievender heeren, die aan geestbeschaving edele gevoelens paren, een grootmoedig gebruik van hunne bezittingen maken, en er lust in vinden om hunne ondergeschikten te beschermen en te ondersteunen; maar de gebeurtenis die wij verhalen, is voorgevallen onder de regering van iwan den Vreeselijken, in de 16de eeuw; en in boris zien wij een dier ongevoelige, onwetende, zedelooze grooten, wier leven, zonder eenig bewijs van Godsvrucht, in zinnelijke geneugten werd doorgebragt. Hij kon lezen, schrijven, noch denken, noch zich ergens mede bezig houden; de helft des jaars was hij te Moskou, kruipende voor den Czaar en diens bevelen ontvangende en met slaafsche ijver volbrengende: - gelukkig indien de Czaar zich eens verwaardigde hem met een genadigen hoofdknik te beloonen. Als de winter voorbij was verliet hij 't Kremlin en Moskou, om naar zijne landgoederen terug te keeren. Dan stelde hij zich voor zijne halfjarige dienstbaarheid schadeloos. Van slaaf werd hij oppermagtig beheerscher: alles bukte dan voor zijnen wil, al de bewoners van Zara gehoorzaamden zijne minste wenken en poogden, | |
[pagina 612]
| |
uit vrees, zijne grillen en onbeteugelde driften te bevredigen. Op het oogenblik waarvan wij spreken was de zwelgpartij ten top gestegen. De gasten joelden, schreeuwden, vloekten en wierpen vlammende blikken op de vrouwen, die naar boris bevel voor hen zongen en dansten. Het geraas van toasten en brekende glazen klonk door de liederen der lijfëigenen en de wilde toejuichingen van den dans. Eensklaps zweeg het lied, de dans hield op, en eene diepe stilte verving het dol getier der uitzinnigen. Alle blikken vestigden zich op een man, die onverschrokken, zonder eenige vergunning van den Boyaard, in het midden der feestelingen verscheen. - Wat wilt gij? - vroeg hem boris met een blik, die van duivelsche woede schitterde - Wie heeft u vergund in uws meesters huis te komen? De man tot wien hij sprak was ruim vijftig jaren oud. Zijne eenvoudige maar knappe kleeding droeg evenmin teekenen van overvloed als van armoede. De uitdrukking van zijn gelaat, en de vaste houding, die hij behield, wekten ieders verbazing en nieuwsgierigheid. - Heer! - antwoordde hij met eene stem, die gewoon scheen om te bevelen - men heeft mijn eenig kind, mijne dochter hier heen gevoerd; ik kom haar halen, om haar terug te brengen naar de woning die zij nooit had moeten verlaten. - Als men uwe dochter hier gebragt heeft, dan heeft men daar wèl aan gedaan, ellendige slaaf! Men heeft dan mijne bevelen uitgevoerd, en gij moogt er trotsch op zijn, dat men ook haar heeft uitgekozen, om het feest der wederkomst van uwen meester te veraangenamen. - Gij vergeet onze overeenkomst, Heer! ik ben uw lijfëigene niet. Ik ben een Donsch kozak. Toen, in het vorige jaar, de zon onze weilanden had verbrand, ben ik, met mijne landslieden, tot u gekomen. Ik heb u den arbeid onzer handen aangeboden, voor de vergunning, om onze paarden in de wouden van Zara te doen grazen. Gij hebt daarin toegestemd, en zoo hebben hon- | |
[pagina 613]
| |
derd mijner broeders uwe velden behouwd, uwe vijvers uitgebaggerd, en het wild in uwe bosschen aangefokt. Beveel en wij zullen nog meer doen, maar laat onze kinderen in eere, en geef mij het mijne terug. De Boyaard niet gewoon zulk eene taal te hooren, gaf zich de moeite niet er op te antwoorden; maar wees den Kozak met het enkele woord ‘vertrek!’ naar de deur. - Ik zal niet gaan zonder mijne dochter. - antwoordde deze. Boris, ten halve beschonken, kon zich naauwelijks staande houden, maar het stoute antwoord van een man, dien hij als zijn slaaf beschouwde, hergaf hem al zijne krachten. Hij wierp den ongelukkigen vader eene flesch in het aangezigt, en trad met gebalde vuisten op den vermetelen aan, die zijne bevelen durfde weêrstreven. De edele gasten grepen naar de messen, om den Boyaard te helpen. Het bloed liep langs de kaken des vaders, die te vergeefs zijne dochter terug eischte. Evenwel, noch de dreigende houding des Boyaards, noch de opgeheven messen der gasten, noch de beleediging hem aangedaan, schenen hem in zijn besluit te doen wankelen. Hij bleef nog immer staan, en sprak niet meer, maar op zijne gelaatstrekken kon ieder zien, welk een hevige strijd in zijn binnenste woedde. Hij geleek naar een standbeeld, dat in zijn val hen verpletteren kan, die 't pogen neder te werpen. Geen enkele beweging verraadde overigens zijne wanhoop. Na eenige weifeling vertrok hij; niet als een laffe vlugteling, maar als een gekwetste leeuw, die, eer hij zich wreekt, zijne wonden onderzoekt, om te weten of hem nog krachten tot een nieuwen aanval overblijven. De aangezetenen juichten boris toe; hem ter eere werden nieuwe toasten ingesteld, de muzijk en dans werden hervat, en na weinige minuten was de kozak vergeten. | |
II.- Neem deze gouden keten van mij aan, en vergeet | |
[pagina 614]
| |
het gebeurde voor altijd! - sprak eene jonge dame tot den kozak, toen hij 't slot verlaten zou, en nam van haren sneeuwblanken hals een rijk sieraad, dat zij hem aanbood. Het was de echtgenoote van den Boyaard: een weldoende engel voor ongelukkigen; niet minder schoon van ziel dan van ligchaam. Dikwerf had zij den arm van haren woesten gemaal weêrhouden, als hij op 't punt stond een wandaad te plegen, en als hare bemiddeling te laat kwam trachtte zij, met Christelijk mededoogen, wat de woesteling misdreven of bedorven had te lenigen, of te vergoeden. Zij geleek eene zeldzame bloem, bij toeval in het midden der dorre steppen en wilde bosschen ontloken. De kozak had van de gade des Boyaards hooren spreken; hij wist dat zij de landlieden en lijfëigenen hielp en troostte; dat zij de weldoenster was der armen, en eene moeder der weezen; maar hij zag nu voor de eerste maal die jonge, schoone en liefdadige vrouw. De waardigheid van hare houding en 't zachte medelijden in hare blikken troffen hem diep, en nu vooral verwonderde hij zich, dat eene zoo aanzienlijke dame deel nam in het lijden van een man uit het volk. Maar gelijk hij kalm was gebleven bij bedreigingen, zoo bleef hij, ten minsten uiterlijk, ook kalm bij dit bewijs van medelijden. Na een oogenblik van stil beraad wierp hij een blik op de ondergaande zon, en zeide: - Behoudt uw goud, edele vrouw! ik heb er geene behoefte aan; maar het aanbod er van kwam uit uw hart, en als gij waarlijk met mij bewogen zijt, breng dan gij-zelve mij over een uur een glas water. Die weigering van 't geschenk en dat zonderling verzoek verwonderden de goedhartige olga. Zij kon niet begrijpen hoe zulk een man haar goud weigerde en haar zulk eene dienst vergde; daarom aarzelde zij eene poos, doch uit welwillendheid stemde zij er eindelijk in toe. - Ik zal 't u brengen. - sprak zij. - Dat is goed. - Waar zult ge zijn? | |
[pagina 615]
| |
- Beneden, aan den trap. - Over een uur? - Over een uur. Toen ging de edele vrouw weêr in haar vertrek, en de Kozak verliet het kasteel, maar bleef in den hof. | |
III.Een uur na dat gesprek was het avond, en de maan noch eenige ster verlichtte het uitspansel. In het kasteel wierpen honderden waskaarsen hun licht op het dolzinnige feest; maar buiten zag men niets, dan hier en daar de flikkerende wapenen en de bliksemende oogen van kozakken, die er zich rondom verzamelden. Al hunne harten en blikken zochten yermak, den ongelukkigen vader, hun opperhoofd, wiens naam in de geschiedrollen van 't Noorden staat opgeteekend, als dien van den vermaarden kozak, wiens loopbaan naar een drama gelijkt. Zij begon met eene misdaad, die hij door zijne verovering van Siberië deed vergeten; maar voor welke hij straffe leed door de wreede ondankbaarheid van den Czaar, die zich zijne overwinningen toeëigende, en den overwinnaar vermoordde. De man, die de eer van zijne dochter had willen redden, was deze yermak. Met angstige beklemdheid luisterde hij, of niet uit het gejubel een noodgeschrei van zijn kind zou opgaan. Zijn hart sloeg alsof het zijne borst wilde verbrijzelen; zijn blik staarde nu eens op den trap langs welke de gade van boris komen moest, dan weder naar den hof, waar zijne onderhoorigen bijeen waren. - Wij zijn gereed. - fluisterde een kozak hem toe. - Goed. - Geef dan het teeken. - Nog is het geen tijd. De man die genaderd was ging behoedzaam naar zijne kameraden terug, om de uitbarsting van hunne wraakzucht nog eene wijle in bedwang te houden. Eenige oogenblikken daarna klonk een doordringend | |
[pagina 616]
| |
gegil in het kasteel; een gegil dat yermak door de ziel sneed, zijn stalen borst deed sidderen, en zijn ijzerhard ligchaam schier ineen deed zinken. Dat was 't geschreeuw van zijn kind om hulp. Het was de hartverscheurende kreet harer magtelooze verdediging en wanhoop. Een dof gemompel der kozakken scheen te vragen: ‘Yermak! wat toeft gij? wij zijn hier! Één woord, en uwe dochter is gewroken!’ - Maar zwijgend en zonder beweging de oogen op den trap gevestigd bleef hij staan. Eindelijk kwam de gade van den Boyaard met het glas water, dat de Kozak gevraagd had, in hare hand. Meteen grijpt yermak haar aan, en voert haar weg, terwijl hij een schel gefluit doet hooren, dat het bepaalde sein is voor zijne wraakgierige wapenbroeders. Het teeken is naauwelijks gegeven, of op eens, als door toovermagt ontstoken, verlichten honderd pek- en zwaveltoortsen den omtrek. Brullend vliegen de kozakken, hunne wapens zwaaijende, er mede in het kasteel, stichten brand op honderd plaatsen, en snellen weêr naar buiten om de vlugtenden terug te drijven in het vuur. Welhaast staat de gevloekte woning geheel in vlammen. In doodsangst zoeken de Boyaard en zijne gasten behoudenis in de vlugt; maar te vergeefsch: al de uitgangen zijn bewaakt; de dood is zoo wel buiten als binnen. Zijne dienaren en lijfëigenen, die hem vervloeken, roept hij om bijstand aan; maar zij gehoorzamen hem niet meer. Hij schreeuwt om wapens, maar alles staat in brand. In het vuur teruggeworpen of afgemaakt, komt hij om, met al wat zich in 't kasteel bevindt, en yermaks kozakken, hunne wraak voltooid ziende, dansen rondom den blakenden bouwval en eindigen zingend de schandelijke liederen der edelen; bij den beker aangevangen, maar afgebroken door den dood. Toen de bewoners der naburige dorpen de opstijgende vlammen zagen, vlogen zij ter hulp en te wapen; maar eer zij op de plaats kwamen, waren de kozakken reeds afgetrokken, de weduwe van boris, door yermak uit erkentenis gespaard, met zich voerende. | |
[pagina 617]
| |
IV.- Het is nu acht dagen dat gij jammert en bloedige tranen weent, edele vrouw! - sprak yermak tot olga - ik bid u bedaard te zijn, en u-zelve te sparen. Zoo gij denkt van mijne gezellen iets te vreezen te hebben, dwaalt gij. Elk hunner eert u, en ik zweer, dat wie u niet met eerbied bejegenen mogt, zijne stoutheid met den dood zou bekoopen. Als ge voor mij beeft, doet ge als een kind. Gij hebt mij niets kwaads gedaan, waarom dan zou ik u haten? Ik ben integendeel uw schuldenaar; want gij, de gade van een magtig Heer, hebt niet geweigerd water te brengen, tot lafenis van een armen kozak. Om die weldaad heb ik u gered, en zoo lang ik leef zal er geen haar van uw schoon hoofd vallèn. Olga bad, en zweeg. - Wij hadden u in de vlakten van Zara kunnen laten; misschien ware dat beter geweest, maar het gebeurde is niet weder ongedaan te maken. In de steppen, die wij doorrenden, mogt gij niet achterblijven, want gij zoudt er van honger zijn omgekomen. Maar denk toch niet, dat gij in de magt zijt van roovers, zonder godsdienst en geloof! Zie rond: mijne kozakken bidden, en zijn, onder bekwame leiding, tot groote daden in staat. Inderdaad lagen al de krijgslieden van yermak geknield; velen met de oogen ten hemel geslagen, en sommigen baden luide: ‘Heere! Heere! wees ons zondaren genadig!’ - Ik verlaat Rusland - vervolgde yermak - want hier zouden gevangenschap en de afgrijselijkste folteringen mij wachten. Ik ga naar het Noorden een uitgestrekt, vruchtbaar, rijk land veroveren, door heidenen bewoond, die aan geesten en toovenaars gelooven. Daar wil ik het Kruis van christus planten, en Koning zijn van Staten grooter in omvang dan die van den Czaar iwan. Dan kunt gij naar Moskou vertrekken, rijker dan ooit, door de schatten die ik u zal medegeven. Gij zult dan, indien gij wilt, met de schoonste martervellen, met | |
[pagina 618]
| |
de heerlijkste bonten, naar het Kremlin gaan, en in mijnen naam aan den Vorst van Rusland een verbond voorstellen. Droog dus uwe tranen; want de taak die ik voor u bestem is edel, en het lot, dat ik voor u bereid is grootsch. Olga dacht een oogenblik, dat yermak krankzinnig was geworden; maar toen zij dacht aan zijn leger, reeds zes duizend man wèlgewapende kozakken sterk, en dat gestadig nog talrijker werd, terwijl dat heir aan elken wenk van zijn opperhoofd gehoorzaamde; en toen zij den man, die tot haar sprak, zijn rustig voorkomen, zijn denkend voorhoofd, zijne doordringende oogen, en zijne herculische gestalte beschouwde - toen begreep zij, dat die man, welke door haren gemaal als een slaaf was behandeld, inderdaad veroveraar, apostel, wetgever en koning worden kon, en zij stond op en sprak met onderwerping: - Beveel; ik zal gehoorzamen. | |
V.Het leger van den kozak trok dag en nacht voort, en nam slechts zoo veel rust als noodig was voor de paarden, en om de noodige mondbehoeften te verzamelen. Een rijke Natuur bood hun welige weigronden aan; en de overvloed van visch, wild en voedzame vruchten voorzag hen ruim van al het noodige op den geheelen togt. Zoo trok yermak, zijne straf ontvlugtende, den roem te gemoet. Het leger kwam zonder eenig ongeval te Tourinsk, waar japanzia, Koning der Tartaren en Wogulen, al zijne krijgsbenden verzamelde om 't den doortogt te betwisten. Toen werden de bloedige tooneelen vernieuwd, welke den inval der Spanjaarden in Amerika hebben gekenmerkt. De moed, het getal, en de wanhoop moesten zwichten voor de wonderen der krijgskunst. De vuurwapenen van yermaks soldaten verstrooiden de verbaasde Siberiërs, die, verschrikt door den donder der moordende losbrandingen, op de vlugt sloegen; ten deele ook als helden stierven, na te vergeefsch eene worsteling te heb- | |
[pagina 619]
| |
ben beproefd, tegen wapenen wier uitwerking zij kenden noch begrepen. Vruchteloos bezwoeren hunne toovenaars de afgoden; vruchteloos spraken zij vervloekingen uit tegen hunne schrikbarende vijanden. De magt van japanzia bezweek voor die van yermak. Tourinsk werd ingenomen; Tioumeen opende zijne poorten voor de triomferende benden. Alleen koutchoum, de Khan van Siberië, bleef nog weêrstand bieden; hij riep de gansche bevolking van 't Noorden, in naam der bedreigde godsdienst op; wees op de verbrande steden en dorpen, en vereenigde, onder 't bevel van zes Tartaarsche Vorsten, twintig bevolkingen aan de boorden van den Tobol, om zijne hoofdstad Sibir als het laatste bolwerk der onafhankelijkheid van het Noorden te verdedigen. De strijd duurde drie dagen; maar een volkomen zegepraal voltooide yermaks triumf en zijne heerschappij over Siberië. Zulke overwinningen echter behaalt men niet zonder verlies; de gevechten, hoe schitterend ook, hadden het leger van yermak zoodanig verzwakt, dat hij, in de hoofdstad Sibir het Kruis plantende en op den troon stijgende, nog maar eenige honderden der deelgenooten in zijne daden rondom zich had. De krijgsvoorraad, in welken de kracht zijner wapenen lag, was bijkans uitgeput, en de overwinnaar voorzag, dat hij spoedig geene soldaten en geene wapenen meer zou kunnen bezitten. Maar zijne schranderheid vond nieuwe bronnen van magt. Hij maakte zijne overheersching aangenaam. Regtvaardig, edelmoedig, vergevensgezind, gaf hij de overwonnen volken, die tot dus verre zonder wetten hadden geleefd, wijze instellingen, en hun die voor afgoden heefden, leerde hij den eenigen God kennen, als almagtig, regtvaardig en liefderijk jegens allen. Die Vorsten, welke hij met de wapenen niet had kunnen ten onder brengen, onderwierpen zich vrijwillig aan de heerschappij van zijn verstand. Zij kwamen naar Sibir terug, en zwoeren geknield den Kozak, Koning en Apostel, gehoorzaamheid en trouw. | |
[pagina 620]
| |
VI.- Verheug u, olga! Ik kan nu mijne beloften vervullen. Ga naar Moskou, en breng vijftig wagens, met de schoonste pelterijen, en de kostbaarste voortbrengselen van Siberië, onder 't geleide eener sterke wapenmagt, naar het Kremlin. Olga was met deze bestemming niet zeer ingenomen. Zij had zich reeds aan haren nieuwen toestand gewend, en beschouwde niet zonder bewondering den kozak, die zulke woeste volken gebreideld en zoo vele afgodendienaars tot het geloof aan christus bekeerd had. Moskou, dat zij vroeger beminde, joeg haar nu schrik aan. In yermaks nabijheid werd zij als eene Koningin geëerd, en hij wilde dat zij naar den wreedsten Czaar zou gaan; den Czaar in de Russische geschiedenis als de verschrikkelijke gebrandmerkt. - Wat gaan Moskou en de Czaar u aan? - sprak olga - Regeer in rust over het uitgestrekte rijk, door de wapens en 't genie aan uw gezag onderworpen. Wat hoopt gij van iwan? Hij heeft den dood van boris niet vergeten en zal u dien nimmer vergeven. - Ik word oud, olga! - was 't antwoord - en God zal mij welhaast tot zich roepen. Met mijn dood kan het gebouw, dat ik heb opgerigt, weder instorten. Ik wil niet dat deze bekeerde heidenen tot hunne afgoden terugkeeren, en weder aan hunne toovenaars en waarzeggers gelooven. Leg mijne geschenken aan de voeten des Czaars; zeg hem, dat ik vergiffenis verzoek voor mijne wraakoefening; en dat hij slechts soldaten en krijgsvoorraad heeft te zenden om het rijk van mij over te nemen en aan Ruslands kroon te hechten. Ik wil de vrucht mijner overwinningen aan hem afstaan. Dat is mijn onherroepelijk besluit. Ga dus en doe alzoo. | |
VII.Iwan de Vreeselijke was een der bloeddorstigste tirannen die ooit over Rusland hebben geheerscht. Tot zijn | |
[pagina 621]
| |
vermaak deed hij beeren tegen het volk loslaten, en lachte dan regt hartelijk over den doodsangst der vlugtende vrouwen en kinderen. Om zijn dolk te beproeven stak hij er zijne pages mede, dat zij 't bestierven. Weêrspannige steden deed hij verbranden en slechten, en ongehoorzame bevolkingen tot den laatsten man uitroeijen. Hij maakte zich-zelven opperpriester en dwong zelfs den patriarch, het hoofd der Kerk, om als zoodanig de knieën voor hem te buigen. Alle Russen maakte hij soldaat, en elke nabuur was zijn vijand. De heerschzuchtige sprong op van vreugde toen hij, van olga, yermaks onderwerping vernam. Even listig en wantrouwend als gierig en naijverig, veinsde hij om de bereiking van zijn doel te verzekeren. Hij gaf voor, den Koning van Siberië in persoon te willen danken, en noodigde hem daartoe aan zijn hof, en yermak doorzag den strik niet. Hij ging naar Moskou. Bij zijne aankomst kwam de Keizerlijke hoofdwacht in 't geweer; van alle Kerken werden de klokken geluid; de stad werd geïllumineerd; al de straten door welke hij trok, waren met bloemen bestrooid, en de Czaar-zelf ging den kozak-veroveraar te gemoet. Men riep Hozanna overal waar hij voorbijkwam. - Wees gegroet, Czaar! - sprak yermak - Ik breng u den schepter van Siberië. Heersch over dat uitgestrekte rijk. Reeds behoort u de helft der aarde. Welhaast zal er maar ééne kudde en één herder zijn. Maar gelijk 't eenen Koning betaamt boog hij, dus sprekende, geene knie, en nam hij ook de vilten muts niet af, die zijn grijs hoofd bedekte. - Wees gegroet, Koning van Siberië! - antwoordde iwan - Om u te toonen hoe zeer ik u vereer, bied ik u mijn Koninklijken mantel aan, en wil dat gij dien dragen zult in de tegenwoordigheid van geheel mijn Hof. Elk bewonderde de grootheid van den Kozak, en de edelmoedigheid des Czaars. | |
VIII.Alvorens de terugreize aan te nemen, wilde yermak | |
[pagina 622]
| |
een weinig uitrusten. Om 't hofgewoel te ontwijken verliet hij de hoofdstad, en zonderde zich af in eene eenvoudige hut, aan den oever der Moskwa. Over zijn woelig leven nadenkende, herdacht hij zijne overwinningen, zijn roem, en 't edel gebruik van zijne magt; doch in weerwil van zijne veroveringen knaagde een worm aan zijn hart. Hij kon 't niet vergeten, hoe hij, om zijne wraaklust te koelen, zijne dochter, zijn eenig kind, in de vlammen had doen sterven. Die smart verbitterde al zijne vreugde. Gaarne zou hij 't overige zijner dagen onbekend en ver van de menschelijke zamenleving hebben doorgebragt. Gelukkig kon hij niet worden, maar zijne smart zou dragelijker zijn, indien olga hem wilde vergezellen. Hij was gewoon haar bij zich te zien. Toen hij aan den oever van den Tobol gewond nederstortte, was het aan olgaas zorgen, dat hij het behoud van zijn leven te danken had. Maar de edele vrouw is te Moskou vrij, onder de bescherming van den Czaar - hoe zou zij nog aan den ouden kozak kunnen denken? Zoo waren yermaks bepeinzingen, toen hij olga overhaast zag naderen. - Vlugt! - riep zij hem toe - Vlugt! De Czaar komt met zijne beulen! - Waarom zou ik vlugten? Welk kwaad heb ik den Czaar gedaan? - antwoordde yermak - Als een schrander Staatkundige zal hij mijne hut door zijne tegenwoordigheid willen vereeren. - Neen, ik ken hem! Ik heb 't vermoorden van den Bisschop van Novogorod, van kankrin, en van andachef aanschouwd; dezelfde mannen van toen zijn bij hem! Het is de dood die u nadert. - Gij bedriegt u! - hernam yermak - en wat verschilt het mij ook. Ik ben oud, mijne hand kan het zwaard niet meer voeren; mijn hoofd is te zwak voor eene kroon. Wat verschilt het mij dan? Dat hij kome. Het leven is mij tot een last. - Hoe! - riep olga uit - en de volken van het Noorden! Wat zal hun lot zijn als gij sterft? | |
[pagina 623]
| |
- Ik heb mijne taak volbragt, het is die van anderen haar te vervolgen. - Red u ten minste voor hen die u beminnen! - Niemand zal op mijne grafstede weenen. Olga wierp zich aan zijne knieën en sprak, schreijende: - En ik dan? Deze weinige woorden beteekenden: denkt gij dat ik ongevoelig ben? Heb ik vergeten dat gij het zijt, aan wien ik mijne redding, mijn leven heb te danken? Wie heeft mij beschermd, wie duizend malen in de steppen en woestenijen voor mij gezorgd? Wie heeft mij doen eeren en achten door ruwe menschen, voor welke niets heilig is? - Ja, die drie woorden zeiden ook nog: denkt gij, dat ik het genie niet waardeer, dat gehoorzaamheid aan barbaren, liefde tot den naasten aan heidenen heeft ingeboezemd? Er lag ook nog dit in: leef yermak! ik zal uwen verzwakten arm steunen, want ik vergeet niet hoe hij 't zwaard voerde en den schepter zwaaide; gij moogt uw grijs hoofd op mijnen schouder laten rusten; want ik herinner mij hoe 't schoon was onder de muts der kozakken en onder de kroon van Sibir. Ik zal uwe dochter, uwe vriendin, uwe slavin wezen. De oude Kozak had nimmer 't glas water vergeten, dat de gade van boris hem, in het kasteel van Zara, had gebragt. Alles wat hij voor haar gedaan had, beschouwde hij als pligt. Nimmer dacht hij het medelijden, door de edele vrouw aan een ongelukkigen kozak betoond, naar waarde te vergelden. Toen hij dus olgaas tranen zag, toen hij ontdekte, dat hij ook voor háár geen vreemde was; dat ze zijn leven verdedigde, gelijk hij 't hare verdedigd had, toen voelde hij zich gelukkig. Maar toen hij vergelijkingen maakte: - hare jaren en de zijnen; zij, zoo schoon, zoo vol leven, en hij zoo digt bij het graf! - sprak hij met aandoening: - Verlaat mij, olga! Laat den grijsaard aan zijn lot over! Keer terug naar het Kremlin! Gij zult het schoonste sieraad wezen van iwans hof! Dáár vindt gij uwe wereld, uw geslacht, uw geluk!.... | |
[pagina 624]
| |
- Mijn geslacht zijt gij, yermak; mijne wereld is uwe hut; - er is geen geluk voor mij zonder u! Op die woorden voelde yermak een nieuw leven door zijne aderen stroomen. Hij wenschte niet meer te sterven; zijn aanzijn had nieuwe bekoorlijkheid voor hem gekregen. Hij vloog op, om zijne wapenen te grijpen; om zijn leven te verdedigen; om 't te betwisten tot het uiterste aan zijne moordenaren.... Maar het was reeds te spade; zijne hut was reeds omringd; iwan de Vreeselijke stond reeds voor hem. - Eindelijk heb ik u, gij Koning van Siberië! - riep de Czaar uit - Ik heb u in mijne hoofdstad ontvangen als een Vorst, als een broeder. - Ik heb uwe schouderen met mijn Koninklijken mantel omhangen; maar wij hebben nog eene rekening te sluiten! - Ellendige! Gij hebt voor uwen Czaar en meester durven verschijnen, zonder de knie te buigen? Zonder uw hoofd te ontblooten? - Welnu, ik zal u een hoed van ijzer op 't hoofd doen zetten, ten eeuwigen teeken van uwe vermetelheid. - Hij sprak, zijne slaven schoten toe, en yermaks hoofd was verbrijzeld door den hamer eens beuls.
Eenige minuten later was er niemand meer bij het lijk des grooten Kozaks, dan eene weenende vrouw. Zij had voor den man, wien men, in elk ander land, een gedenkteeken zou hebben opgerigt, om zijn naam te vereeuwigen. |
|