op bl. 757, ware, onzes inziens, doelmatig geweest. Reeds in de vorige Aflevering hebben wij zulke bijvoegsels gevonden; b.v. op bl. 789, over een bezoek van den Gouverneur-Generaal rochussen in de Vorstenlanden. Hoe belangrijk zulke aanvullingen ook zijn, wij vreezen dat zij door velen zullen worden voorbijgezien. - En waarom zijn de op meer dan eene plaats menigvuldige druk- of stelfouten in de Aanteekeningen verbeterd, en niet onder één hoofd bijeengevoegd, zoo als dat gebruikelijk is?
Meer of minder uitvoerige levensberigten zijn te vinden in de Aanteekeningen van den Graaf j. van den bosch, den Generaal-Majoor cleerens, den Generaal cochius, den dapperen veltman, den Baron van geen en diens zoon m. van geen, den Generaal-Majoor michiels, den Baron van der capellen, den Burggraaf dubus de ghisignies, rumph of rumphius, françois valentyn en zoo vele anderen, die wij niet allen kunnen opnoemen. - Waarom ten aanzien van den Gouverneur-Generaal de eerens, wiens overlijden op bl. 515 wordt vermeld, bij de aanteekening deswege op bl. 805, kortheidshalve (zoo staat er!) naar ‘De militaire Spectator’ wordt verwezen, is moeijelijk te begrijpen. Kortheid is noch in de Aanteekeningen, noch in andere opzigten bijzonder in acht genomen. 't Ware, dunkt ons, voegzamer geweest, een levensberigt van den Generaal de eerens te geven, dan de aanteekening over den Punjaub op bl. 875.
In de Aanteekening 72, zegt de Schrijver op bl. 798, dat ‘de Chinezen niet te zorgvuldig op Java geweerd kunnen worden, wijl zij de nijverheid der inlandsche bevolking verdringen, en haar ten geesel verstrekken.’ Wij zijn het daaromtrent volkomen eens. Niet alleen behoorde, naar óns gevoelen, voortaan, het verkrijgen van landbezit op Java, voor de Chinezen onmogelijk gemaakt; maar ook de overgang van hunne landgoederen of huizen aan andere Chinezen - hunne kinderen uitgezonderd - belet te worden. - Wat eenige regels verder met de woorden: ‘nederzetting van Chinesche landverhuurders’ bedoeld wordt, is ons niet duidelijk.