voornaamste Zeemogendheden, sedert den aanvang dezer eeuw, aangewend, om deel aan den handel met Japan te bekomen - maar het geschrift dat wij nu aankondigen, vult dat alles aan, tot op het tegenwoordige oogenblik toe, en is in hooge mate belangrijk, omdat het komt van een man, die, vier jaren achtereen (van 1846-1850) aan het hoofd heeft gestaan van de Factorij op Decima, en er als zoodanig veel bekwaamheid heeft doen blijken.
De Heer levyssohn heeft te regt gemeend ‘dat het bijeenbrengen en algemeen maken van deze bladen nuttig kon zijn in een oogenblik, waarin de aandacht van de gansche wereld meer bijzonder op Japan gevestigd is, ten gevolge der pogingen van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, om met dat verre Oostersche Rijk betrekkingen aan te knoopen.’
‘Het stond niet aan mij’ - zegt hij verder in het Voorberigt - ‘de onderneming, waarvan sprake was, te schatten; maar ik mogt den wensch, in het belang der menschheid, niet onderdrukken, dat kalme beradenheid daarbij mogt voorzitten, en ik kon vooral niet ongevoelig blijven, als ik, ter gelegenheid van die uitrusting, in de vertoogen, in zoo verschillenden zin deswege te voorschijn getreden, tot mijn leedwezen maar al te dikwerf, zoowel Nederland als Japan, in een verkeerd daglicht gesteld, ja grovelijk miskend zag.’
Ziedaar de overwegingen aan welke wij deze verzameling te danken hebben. Zij bevat:
I. Geschiedkundige herinneringen, wegens de betrekkingen tusschen Nederland en Japan, benevens eene uit de Revue des deux mondes overgenomen schets van Japans Staats-inrigting.
II. Merkwaardige bijzonderheden, welke tijdens het verblijf van den Heer levyssohn als Opperhoofd der Factorij van den Nederlandschen handel op Japan, vooral ten aanzien van het verschijnen van eene Fransche en Amerikaansche scheepsmagt, en het redden van schipbreukelingen, hebben plaats gegrepen.
III. Officiëele stukken, berigten en vertoogen over de nadere pogingen tot handelsaanknooping, en de voorge-