Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1852
(1852)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 670]
| |
Een-en-twintig dagen te Londen, bij gelegenheid der zamenkomsten van de Evangelische Alliantie, doorgebracht door Mr. Is. da Costa. Uitgegeven door de Vereeniging ter bevordering van Christelijke lectuur. Te Amsterdam, bij H. Höveker. 1852. In gr. 8vo. 176 bl. f 1-:Van den vreeselijken ‘Freiheits-Schwindel’ die in 1848 bijna geheel Europa deed sidderen, heeft alleen - Rome partij weten te trekken. Men moet toch willens blind zijn, indien men de oogen sluit voor de hoogte, hier van gezag, en dáár van aanmatigingen, tot welke de Hiërarchie vooral sinds dien tijd is opgestegen. In Oostenrijk, Boheme, en Hongarijë ligt de Godsdienstvrijheid op nieuw aan banden, en zijn deze landen afgesloten voor de invoering van Bijbels, als bragten zij eene geestelijke Cholera aan; Frankrijks tegenwoordige Staatkunde vindt haar belang in de steviging der Hiërarchie, en in de vermeerdering van den Pauselijken invloed; in Engeland deelt de Opperpriester van Rome, eigenmagtig allerhande geestelijke waardigheden uit, als bestond er noch Constitutie noch Koningin; in Italië werpt men de menschen in den kerker, die moeds genoeg hebben, om christus gehoorzaam te zijn, en de Schriften te onderzoeken die van Hem getuigen. In Pruissen ziet men de Bisschoppen zich vereenigen om den alouden luister der Kerk te herstellen, en reikt men openlijk eerbewijzen uit, aan openbare tegenstrevers van het wereldlijk gezag; in België en Nederland overdekt men de gewesten met kloosters als met zoo vele citadellen, wier mannelijke en vrouwelijke bezetting onmiddellijk van Rome afhangt, terwijl men van lieverlede allerwege het onderwijs bemagtigt, om alzoo heer en meester der aankomende Natiën te zijn; overal verschijnen, onder allerhanden vorm en gedaante, de Jezuïten, om geheel Europa met der tijd in een nieuw Paraguay te herscheppen, en het, met ziel en ligchaam verlammende kracht, despotisch te regeeren! Moeten bij deze maar al te duidelijke verschijnselen der tijden, de oogen niet opengaan van | |
[pagina 671]
| |
allen die het wèl meenen met Christendom en Hervorming? Moeten zij zelfs hunnes ondanks, zich niet vereenigen, om met alle stoffelijke en zedelijke middelen die onder hun bereik zijn, zich te verdedigen tegen de schromelijkste ligue, die haar aanwezen overal verkondigt, en waarvan de Vorsten het gevaar niet schijnen in te zien, of die zij zelfs, tot ondergang van hun gezag, begunstigen? Op deze vragen, dunkt ons, kan het antwoord niet twijfelachtig zijn. En bijaldien wij van harte den overal in Duitschland, Engeland, en onder ons ontwakenden Protestantschen geest toejuichen; bijaldien wij met blijdschap ontdekken, dat die geest geenszins door onverdraagzazmheid wordt gekenmerkt, (hoe zou het Protestantisme toch zijn eigen beginsel verloochenen?!) maar slechts doelt op handhaving van eigen Godsdienstige vrijheid, tegen het onverdraagzame Ultramontanisme: zoo deed het ons daarenboven van harte goed, te vernemen, dat er in Engeland een Evangelisch Verbond (Evangelical Alliance) is tot stand gekomen, waarvan de grondslagen en hoofdbedoelingen zijn: ‘de openbaring van de eenheid der ware discipelen van christus te midden van hunne verscheidenheid; de aankweeking en bevordering dier eenheid door geestelijke middelen; de kennisneming daartoe van elkanders moeiten, strijd en worsteling, in de verschillende landen, met den Gode vijandigen wereldgeest; zoo als zich die in on- en bijgeloof, en vervolgzucht tegen de Evangelische Christenen openbaart.’Ga naar voetnoot(⋆) In den verleden jare werd er te Londen eene Vergadering van het Verbond gehouden, die inderdaad een roerend schouwspel opleverde, want mannen van algemeen erkende verstandelijke en Godsdienstige waarde, vereenigden zich uit Duitschland, Engeland, Frankrijk, Zwitserland, België, Holland, Italië, Zweden, de Vereenigde Staten, Turkijë, en Noord-Africa, om er te spreken over de waarheid en de vrijheid zoo als zij in christus is. Ook uit ons Vaderland ontbraken geene gemoedelijke | |
[pagina 672]
| |
mannen, die als leden of gasten zich in de Vergadering lieten vinden; en een der laatsten, onze da costa, teekende (oorspronkelijk ter mededeeling aan zijne vrienden) het belangrijkste van het aldaar verhandelde op. Reeds in het dagblad: de Nederlander, des vorigen jaars, kwam dat in eene reeks van artikelen voor, maar ‘aan het te kennen gegeven verlangen gehoor gevende, heeft hij in den vorm van een klein boekdeel, de geheele redactie zijns verhaals hier onveranderd teruggegeven. Hetgeen hij vóór had aan zijne vrienden en landgenooten uit de zamenkomsten der Evangelische Alliantie mede te deelen, was wel niet het geheel der aldaar verhandelde zaken en redevoeringen, maar veeleer eene zoodanige schakeering, of het ware, van uittreksels uit den overrijken voorraad, welke voor den lezer eenigzins aanschouwelijk mocht doen worden, de treffende verscheidenheden van Nationaliteit, Kerkgenootschap, individuëele gave, werkzaamheid en richting, die bij deze gelegenheid op nieuw in dat eenig middelpunt van eenheid en vrede: den levendigen (levenden?) christus zamenliepen.’ bl. 169. Wij zeggen den Schrijver dank voor die mededeelingen, niet alleen omdat zij ons bekend maken met den tegenwoordigen stand van het Evangelisch Christendom tegenover bijgeloof en ongeloof, maar ook omdat zij bijzonderheden behelzen, welke allezins opmerking verdienen. Daaronder rekenen wij, nu er ook in onze Hervormde Kerk sprake is van eene nieuwe Bijbelvertaling, den belangrijken wenk volgens da costa, van den Predikant joseph hay, omtrent de noodzakelijkheid om de geautoriseerde Engelsche Bijbelvertaling over te zien, en, naar aanleiding der vorderingen van de wetenschap, in het vak van taalkennis bij name, de noodige verbeteringen te doen ondergaan, bl. 85; de vermelding der ontheiliging van den Zondag door zoogenaamde pleiziertreinen, waartoe men ter kwader ure, ook in ons land is overgegaan, bl. 88; de aanwijzing van Dr. cunningham, dat de hoog geroemde verlichting der negentiende eeuw geen voldoenden waarborg oplevert tegen de herleving des Pausdoms; en dat de tijd voorbij is waarin men alle | |
[pagina 673]
| |
vrees voor iets dergelijks, belachelijk meende te kunnen noemen, bl. 95; het berigt aangaande de gezegende werking van een vrouwelijk Genootschap tot verspreiding des Bijbels in Ierland, en tot oprigting van scholen die meest door Catholijke kinderen, ondanks den tegenstand der priesters, worden bezocht, bl. 96 enz. Ten slotte vinden wij den hoofdinhoud eener schets over Nederland, voor een aanmerkelijk gedeelte in de laatste vergadering van het Verbond voorgedragen, en zakelijk reeds in eene vroegere meeting uitgesproken. Een tafereel heeft da costa daarin opgehangen van den strijd, dien het Protestantsch of liever Bijbelsch-Christelijk geloof, tegenover de onderscheiden vormen van ongeloof, bepaaldelijk zoude voeren op het gebied van het Hooger Onderwijs in de Theologie; hetwelk, in ons Vaderland voor verreweg in handen van geleerden zoude zijn, die niet kunnen gezegd worden belijders te zijn der groote waarheden, met welke naar zijne en zijner hoorderen overtuiging, ons Christendom staat of valt, bl. 165. Wij laten deze beschuldiging geheel voor rekening van den Schrijver, maar meenen daaromtrent toch het volgende te moeten opmerken. Vooreerst: dat, daar da costa, minder zich vereenigende met de verklaringen die de basis van het Evangelisch Verbond uitmaken, het beter oordeelde zich enkel en alleen te vereenigen in het levende geloof van des Heeren jezus christus waarachtigen persoon, dan den grond van overeenstemming te zoeken in een klein aantal leerstellingen, waaronder er zijn, die bij noodzakelijke en regtstreeksche gevolgtrekkingen sommige zeer uitnemende - algemeen beminde en hooggeschatte belijders van het levende Christendom uitsluiten: het ons onbegrijpelijk voorkomt, hoe hij, met zijne eigene zienswijze consequent blijvende, een onverdienden blaam kan werpen op Nederlandsche Hoogleeraren, die den hechtsten grond der Hervormde Kerk, niet in een klein aantal leerstellingen, maar alleen in het levende geloof van des Heeren jezus christus waarachtigen persoon willen zoeken. Ten tweede: dat, daar een der grondslagen van het Evangelisch Verbond de openbaring is van de eenheid | |
[pagina 674]
| |
der echte leerlingen des Heeren, te midden van hunne verscheidenheid: men met reden mag vragen, of de beschuldiging van da costa niet een ongelukkig hors d'oeuvre is geweest, in eene Vergadering die hij als gast bijwoonde, en die de verscheidenheid in denkwijze geëerbiedigd wilde hebben van allen die één zijn in christus, tegenover den Gode vijandigen geest des bijgeloofs, welks leus het is: te verdeelen en te heerschen?
h. c.w.p. |
|