| |
De Globe. Schetsen van Landen en Volken. Bijeenverzameld door H. Picard. Vde en VIde Deel. Met platen. Te Amsterdam, bij J.D. Sijbrandi. 1851. In gr. 8vo. 944 bl. f 7-20.
Het reizen, 't zien van andere landen en menschen was, in overoude tijden, de eerste bron van studie en wetenschap. Pythagoras bezocht de priesters en geleerden van Egypte en elders, om levenswijsheid te verzamelen, en op reis viel hem de naam van wijsbegeerte in. Herodotus bezocht vreemde landen en volken, en zijn reisverhaal is de oudste der geschiedenissen, waar Griekenland roem op heeft te dragen. Het is bekend hoe veel de wetenschap aan reisbeschrijvingen te danken heeft. Zouden wij anders de volken in het hooge Azië, in de binnenlanden van Afrika en elders kennen? Zouden er zoo veel rijkdommen naar het Westen zijn gevloeid, indien niet Natuuronderzoekers en handelkundigen de bronnen hadden opgespoord, waar zij uit opwellen? De reizigers, die hunne ervaringen, opmerkingen en avonturen door middel van de drukpers bekend maken, hebben aanspraak op dank.
‘Het is niet ieder gegund’ - zeiden de Ouden - ‘Corinthe te bezoeken’; wij voegen er bij: dat het zelfs niet ieder gegund is zóó veel te lezen, als hij wel zou wenschen, en gelooven, dat den hierin minder bevoor- | |
| |
regte elke bundel welkom is, die bijdragen tot land- en volkenkennis medededeelt. Dat doet bij voortduring de Globe. Wij hebben er weder twee deelen van voor ons liggen, niet minder zaakrijk van inhoud dan de voorgaanden.
De Heer picard laat zijne lezers voor zeer matige kosten (zeven gulden 's jaars) op hunne stoelen zeer belangrijke reizen doen. Men behoeft er geene koffers en dozen voor in te pakken. Alleen wordt er een helder hoofd en een open hart gevraagd, om op te nemen wat zoo gemakkelijk in den vreemde wordt voorbijgevoerd. Wie daarbij een weinigje verbeeldingskracht bezit, geniet dubbel. Eene groote verdienste van de Globe ligt dáárin, dat men leert en zich, leerende, vermaakt. Zoo gaat 't niet ieder die op reis is.
Heden bevindt gij u in gezelschap met een Kolonist in Australië, en zijt getuige van eene nieuwe volksontwikkeling, die u vragen doet: waarom men in Europa nog honger lijdt? Morgen zwerft gij aan de hand van een göbel over de steppen aan gene zijde van den Ural, onder de Kergesen, en wordt met hunnen oorsprong, lotgevallen, regeringsvorm, zeden en gebruiken bekend. Van der aa voert u naar het eiland Celèbes, en beschrijft u de uitwendige gesteldheid van dit eiland, en de godsdienst en zeden der Boeginezen en Makassaren.
Uit het Morgenland, met zijne waringa's, kokos- en sago-palmen, wordt gij door een onbekende, als met een tooverstaf, naar het eiland Elba verplaatst, waar men Napoleon zijn Europeschen troon met den bespottelijken titel van Elbaansch Keizer deed verwisselen, alsof de overwinnende Mogendheden zich inbeeldden, dat krijgsroem en ongeluk den man der veldslagen hadden kindsch gemaakt. De geleider toont u de voortbrengselen van het land, en vertelt u zijne geschiedenis. Vandaar wordt gij uitgelokt tot een uitstap naar Kabul, en keert voldaan terug, na er met het volksleven kennis gemaakt te hebben. Wie 't vrijheidlievend volk bezoeken wil, dat op nieuw het hoofd voor Oostenrijks geweld heeft moeten buigen, vindt hier schetsen van Hongarijë.
| |
| |
Tot afwisseling kan men te Damaskus een Armenischen bruiloft bijwonen, zonder gevaar te loopen van door een onheuschen slaaf aan de deur te worden afgewezen.
Wie meer prijs op jagt-avonturen stelt, zal in het gezelschap van eenen jager, in Zuid-Afrika, onder leeuwen, tijgers en olifanten voldoening vinden voor zijnen smaak. Minder uitlokkend is het bezoek in de strafkolonie op de Norfolk-eilanden, waar zich het uitschot van onteugelbare misdadigers bevindt; eene inrigting kostbaar en verdrietig voor het Moederland, dat hyena's in menschelijke gedaanten wel buiten de Maatschappij sluiten maar niet verbeteren kan; trouwens hunne aanwezigheid alhier is het teeken van onverbeterlijkheid.
Een stuk over het Hertogdom Cornwallis geeft verademing na de verpeste lucht, die op de Norfolk-eilanden wordt ingeademd, en wij gevoelen ons weder in den dampkring van nijvere burgers.
De uitstap naar Bourbon en Mauritius, of het land der Mascarenen, beloont rijkelijk de moeite. Behalve-velerlei anders trekt daar de behandeling der slaven bijzondere aandacht, en vooral ook het onderzoek naar den historischen oorsprong van den algemeen bekenden roman: Paul en Virginie van bernardin de st. pierre.
Vervolgens kunt ge, desverkiezende, het eiland Kaap Breton geographisch en physisch leeren kennen.
Hebt gij smaak te toeven binnen eene estancia, eene landhoeve in de Pampaas van Zuid-Amerika, gij hebt eenen Engelschman slechts te volgen, die zich vrij eenzaam en verlaten daar amuseert, zoo als een Brit zich dat overal doet, die zelfs de verveling onder zijne uitspanningen telt. Of wilt gij liever het herdersleven in de Pyreneën genieten, gij vindt hier al weder een geschikten wegwijzer. Het bezoek bij de Araukaniërs in Chili is belangwekkend. Hun, die alexander von humboldt's dichterlijke beschrijving van de grot Guachero in de Republiek Venezuela zich nog herinneren, zal 't verhaal welkom zijn van den onbekende, die deze grot dieper is ingedrongen dan 't von humboldt gegund was. Wij vergezellen den moedigen onderzoeker, die voor
| |
| |
geene hindernissen terugdeinst, en willen eene kleine proeve mededeelen van hetgeen hij daar aanschouwde.
‘Het gewelf scheen uit het schoonste kristal te bestaan, dat door de scheppende hand der Natuur, in de grootste verscheidenheid van de fijnste vormen zoo kunstig was uitgewerkt, als de verbeelding van den mensch het zich slechts kan voorstellen. Dropsteenvormen zoo zeldzaam van gedaante, als schitterend van stof, waaruit zij zamengesteld waren, hingen daarvan neder, terwijl zuilen, obelisken, pyramiden, met het wit der sneeuw wedijverend of met de schoonste aderen geteekend, zich aan het opgetogen oog vertoonden. Sommigen waren als uit het fijnste albast gehouwen, anderen schenen uit brons vervaardigd, - terwijl weder anderen, als uit het zeldzaamste marmer gebeiteld, met schitterende punten fonkelden, en het licht onzer toortsen naar alle rigtingen terugkaatsten.
De vloer was overdekt met de fijnste versteeningen, waarvan ieder zoo schoon gevormd scheen, en met zulk eenen glans blonk, dat zij hierin de zuiverste diamanten evenaarden, en de verbeelding niets schitterender kon verlangen. Deze volgden elkander trapsgewijze op, en dienden veelal tot voetstukken voor eene groote verscheidenheid van schoone dropsteenvormige voorwerpen, die als zoo vele onvoltooide standbeelden door den beeldhouwer daarop geplaatst waren. Deze versteeningen vertoonden al de frischheid van nieuwe vorming, en leverden eene verzameling op, die waardig was, met de diepste bewondering beschouwd te worden.
In het midden van deze onbeschrijfelijke zaal verhief zich op halfronde trappen, ter hoogte van drie varas [ieder vara is ruim twee Engelsche voeten] een soort van tumulus, zoo wit als albast en zoo blinkend alsof hij met zilver overdekt was. De gedaante van dezen tumulus was als die van eene ronde tent, geëvenredigd naar hare hoogte; op dezelve was eene halve oranjeappel, zoo kunstig uitgewerkt, alsof hij uit de handen van den bekwaamsten werkman gekomen was; op dezen appel rustte een bol, waarop een afgeknotte pyramide stond.
| |
| |
Aan de linkerzijde zagen wij twee zuilen, bijna van Iönische bouworde, die zoo volkomen in alle deelen aan elkander gelijk waren, dat zij eerder naar dezelfde teekening schenen gevormd, dan door het geval ontstaan te zijn; deze zuilen dienden, om den boog te ondersteunen, welke den ingang vormde. Hare voetstukken en kapiteelen waren van eene leiachtige of grijze kleur, terwijl het schitterend wit van den steen, waaruit de schachten bestonden, gelijk was aan den glans der sneeuw. Tegenover de zijde, waar deze zuilen stonden, vormden een aantal andere kolommen van verschillende kleur, doch ordeloos door elkander geplaatst, eene groote zaal, vol gekristalliseerde voorwerpen.’
Het uitstapje op het land in Hongarijë is van weinig belang; vooral na zulk een grotbezoek, komt ons een Hongaarsche maaltijd en eene jagtpartij wat te alledaagsch voor. De schets van Siberië, door een gebannen Pool, is oppervlakkig, maar teekent het lot van hen, die zoo ongelukkig zijn van door de Russische beschaving getuchtigd te worden. Wat er van de Adamangroep en van de zomerwandeling wordt medegedeeld, is niet hooger te schatten dan eene bladvulling, die men voor gezien kan houden.
Het Zesde Deel bezit niet minder waarde dan het voorgaande. Regt onderhoudend is de breede schets van het soldatenleven in Mexico, eigenlijk eene épisode uit den bevrijdingsoorlog. De beschrijving van Chili is rijk aan bijzonderheden, zoowel wat den grond betreft als de menschen die er op leven. Het reisverhaal van Patras naar Athene is meer aantrekkelijk door losheid van stijl dan door degelijkheid van stof.
De ethnografische studiën in de Ukraine, door j.g. kohl, verdienen de ruime plaats die ze beslaan; zij doen ons de Ukrainsche adellijke landgoederen, bepaaldelijk die der kotschubeys kennen, en schilderen levendig het dorpsleven en een kosakkenbruiloft. De togten in de Republieken van Zuid-Amerika zijn met groote zaakkennis geschreven. Bovenal trekt de aandacht de beschrijving van de bewerking van het zilver in de mijnen van Peru.
| |
| |
Het karakter der Indianen is sprekend afgemaald. Het leven der geestelijken in die streken is wereldsch genoeg; daar het bal, bij eene priesterwijding, door den gezalfde des Heeren, in zijn nieuwen priesterrok, geopend werd. De vriend van oudheden vindt hier voedsel in de mededeeling der oudste geschiedenis van de Peruanen, hunne wetgeving enz. Weinig bemoedigend is de toestand der Christelijke ontwikkeling, en het onderwijs der priesters zal geene berisping ontgaan, wanneer men ziet, dat zij beginnen met hunne doopelingen beschonken te maken. Hoe onbaatzuchtig de geestelijken: zijn, willen wij den reiziger-zelven laten verhalen:
‘Gédurende mijn oponthoud aldaar [het dorp Lares aan den voet van den Sierra der Andes] zag ik een armen Indiaan, die bij den Alcade kwam klagen over de onverbiddelijkheid van zijnen pastoor, welke halstarrig weigerde zijne vrouw voor 14 piasters te begraven. De Indiaan smeekte den Alcade om voor hem tusschen beide te komen. Deze schreef aan den pastoor, die onder vele smaadredenen tegen de regering en den Alcade hem zelf het antwoord bragt. Deze zeide hem beleefd, dat 30 piasters, die hij verlangde, te veel voor die arme menschen was. - “Arm” - hernam de pastoor - “zij hebben twee koeijen, honderd schapen, ik neem de beide koeijen voor 20 piasters, en 20 schapen tot 4 realen het stuk, voor de overige 10 piasters.” - “Maar het huisgezin zal dan van honger sterven.” - “Bah, die kerels verbergen hun geld; 30 piasters of geen mis. (?)” - Het huisgezin en de vrienden van den Indiaan hieven luide klagten aan. - “Tatila (vadertje) begraaf de afgestorvene om Godswil voor 14 piasters!” - “Yapanqui was armer dan gij, en gaf evenwel 50 piasters voor eene begrafenis.” - Daar er geen einde aan scheen te komen, liep de ongeduldige Alcade naar huis, om een tarief van den Onderprefekt van Calca te halen, en liet het den pastoor zien; dit tarief (?) luidde: “Het is voorzeker uit dwaling, dat de priester van Pares 30 piasters voor de begrafenis van de Indiaansche vrouw yapanqui geëischt heeft; vermaan hem dringend, in mijnen naam, opdat de burger- | |
| |
lijke overheid niet gedwongen wordt zich tot de kerkelijke te wenden.” - De priester verminderde hierop zijnen eisch tot op 20 piasters, hetgeen nog eene ongehoorde som was, vooral als men bedenkt, dat zij,
ongelukkige Indianen, afgeperst worden, die jaarlijks tienden, belastingen, en 9 piasters hoofdgeld te betalen hebben.’
Uit eene reis om de wereld, met de Deensche korvet Galathea in den jare 1845-1847 gedaan, onder gezag van steen-bill, wordt een uittreksel opgenomen, dat het leven der Europeanen te Canton en hunne verhouding tot de inwoners zeer juist beschrijft, en de reden van den haat opgeeft, dien de Chinezen niet onnatuurlijke den Europeanen toedragen.
De lezers zullen met ons den Heer lauts dankzeggen voor de mededeeling der eenvoudig naïve brieven van een Duitschen landverhuizer. Van geheel anderen aard is de mededeeling over het land, karakter en volksleven der Jukeiten, een Aziatische volkstam van Turkschen oorsprong, gegeven door iemand, die niet vrijwillig maar ten gevolge van eene Russische regtspraak deze gewesten bezocht.
Het berigt van Majorka en zijne bewoners is wat schraal uitgevallen; want behalve de beschrijving van een kerkelijken feestdag, waarop in de kerk een gemaskerde dans elbaile dels cociers wordt uitgevoerd, waarin ook twee diablos, met horens, klaauwen en staart hunne rollen vervullen, is het eene hoewel niet onbehagelijke beschrijving van een Spaansch en Portugeesch stierengevecht. Doch wij beschouwen 't als eene bladvulling, gelijk ook het volgend artikel over China.
Van meer gewigt is de reis in den Staat van Vera-Cruz. Zij is, gelijk de overige stukken betreffende dien Staat, in de Globe opgenomen, eene rijke bijdrage tot de kennis dier volken, welke door eene onnatuurlijke geboorte, onder eene kunstmatige verlossing, bijkans zouden wij zeggen ontijdig, als zelfstandige volken zijn in het leven getreden. Noord-Amerika's vrijwording was eene voldragen vrucht; daarom is het volk zoo krachtvol opgegroeid. Uit zijn ontwikkelend volksleven is zijne
| |
| |
wetgeving, is zijne regering ontstaan. De Zuid-Amerikanen hadden eene wet, als zij dien naam verdient, van hunne Noordelijke broeders die in een anderen toestand leefden, of van elders overgenomen. Men pastte de wet toe, en het volk stikte van vrijheid. Vandaar telkens oproeren: de stuiptrekkingen van een kind, dat tegen zijne natuur behandeld wordt.
Nu steken wij over naar het land waar de vrijheid eerst uit moedwil verspeeld, en, toen men ze heroveren wilde, onder bloed en tranen begraven is. Aan eene onbekende hand geleid doorkruisen wij een gedeelte van Russisch Polen. Zij wijst ons op de natuurlijke gesteldheid des lands, het kerkelijk en maatschappelijk leven des volks. Gematigd is het oordeel over de heerendiensten; maar zoo is het oordeel meer, als men met een onbevangen blik waarneemt wat er werkelijk is, en niet wat men wil zien. Wij beklagen den staat van onderwerping aan den knoet; maar wat de Polen zouden geworden zijn, als hunne wapenen in 1830 en 1831 hadden gezegevierd, ligt in het antwoord, door een edelman, die zelf in den vrijheidsoorlog een bataljon gekommandeerd had, aan den reiziger gegeven: ‘Wat de Polen zouden begonnen hebben, indien zij overwonnen hadden?’ - ‘Zij hadden dan elkander bij het hoofd genomen.’
Los en levendig, zoo als men 't van gerstäcker gewoon is, zijn de tooneelen uit Californië. Men ziet er uit hoe de Franschen daar omwentelingetje spelen; hoe naauwgezet het regt er bediend wordt: dat wil zeggen: hoe onbeschaamd de man die wat bezit, er op regterlijke uitspraak wordt uitgekleed; hoe het Paaschfeest tot een kermisgrap wordt verlaagd: geopend en besloten met een fandango. Meer ernstig is de beschrijving van het karakter en de leefwijze der Indianen, wier uitëinde, een lange moord, de beschaving van Amerika voltooijen zal.
Het tweetal dagen aan den Sequeharinà doorgebragt, bevat een uitstapje, dat men niet zonder genoegen bijwoont, 't is eene verpoozing, waarbij men niet veel, althans niet diep heeft te denken. De prachtige Ganges
| |
| |
verdiende eene ruimere beschouwing dan hier wordt aangeboden. Wij houden ons voor de toekomst aanbevolen. De twee dagen in Cadix verschaffen den lezer een onderhoudend oogenblik.
Wij hebben voor ditmaal onze lezers met den inhoud van dit periodieke werk wat nader bekend willen maken, om hunne aandacht met nadruk te vestigen op eene onderneming, die meer en meer aan haar doel beantwoordt, en onder onze tijdschriften eene eervolle plaats beslaat. |
|