uitredding in verband met de Kerk, in haren druk, strijd en heerlijkheid, onder het bestier van christus. - Hij deelt in het geloof aan en de verwachting van het duizendjarig rijk op aarde, en zijne voorstelling er van is mystiek genoeg. Dat neemt echter de waarde niet weg van het overige; te minder daar toch elk die gelooft, ook in de hoop en verwachting deelt, dat de christus eenmaal in het midden der Zijnen zal heerschen. - Het werk in zijn geheel is ons dermate bevallen, dat wij 't ruimschoots aanbevelen. Tot eene proeve van den geest en ook van den stijl diene het volgende:
‘Niet alleen 's menschen ware leven, maar ook zijne ware geschiedenis begint eerst met zijne bekeering. Tot op dien tijd is hij een wezen zonder geschiedenis. Hij heeft niets te vertellen. Hij maakt slechts een deel uit van eene wereld, die in het booze ligt, en heeft niets in zich, dat waardig is aangeteekend te worden.
Maar van het oogenblik af, dat hij wedergeboren, en dus uit de groote menigte opgenomen is, krijgt hij zoowel eene persoonlijkheid als eene waardigheid, die hem geschikt maakt, om eene geschiedenis te hebben - eene geschiedenis, die God als zoodanig kan erkennen, en die God zelf zal aanteekenen. Van dien tijd af heeft hij eene geschiedenis te vertellen, die zoo wondervol en Goddelijk is, dat zelfs de Engelen toeluisteren, en waarover blijdschap in den hemel is.
In den onmetelijken oceaan zijn millioenen druppels; nogtans maken zij te zamen éénen vloeibaren hoop uit; geen enkele druppel heeft op zich zelven eene geschiedenis. De oceaan moge er eene hebben, maar niet elke druppel. Maar ziet, giudsche druppel heeft zich van den grooten hoop afgescheiden. Hij wordt door eenen zonnestraal opgenomen en rijst in het firmament. Dáár glinstert hij in den regenboog of schittert in de kleuren van den zonsondergang. Nu heeft hij eene geschiedenis. Van het oogenblik af, dat hij uit den oceaan opsteeg, en eene persoonlijkheid verkreeg, had hij eene geschiedenis te vertellen, eene geschiedenis van zich zelven, van luister en schoonheid.