Zon en Maan. Beschouwing dier hemelligchamen, zoowel op zichzelve, als in betrekking tot de aarde, door Joh. Heinr. Mädler. Uit het Hoogduitsch vertaald door M.J. van Oven, Oud-Conreetor der Lat. School te Alkmaar. Te Amsterdam, in seyffardt's Boekhandel. 1852. In kl. 8vo. 75 bl. f :-60.
Wie nog twijfelt aan den geest onzes tijds; wie, om sommiger oud-kerkelijke zienswijze, of Ultramontaansche beweging, vrees voor de toekomst heeft, sla een blik op de vele uitkomende geschriften over Natuurkundige onderwerpen, zoodanig ingerigt, dat ze geschikt zijn om in de huisgezinnen der eenvoudigen gelezen en verstaan te worden, en daar gezond verstand te ontwikkelen, en tot onbevooroordeeld onderzoek aan te moedigen. Uit zulke werken leert men ook niet haken naar de vervulling van besprokene en wedersprokene toezeggingen maar kennen en erkennen de schoonheid, grootheid en algenoegzaamheid van de werken des Heeren in de Natuur, en dat de geschonkene gaven van den Algoeden Hemelvader groot genoeg zijn om de bewondering, den eerbied en de dankbaarheid Zijner schepselen te verdienen. En heeft men eens gezien wat er geschonken is, dan zal men daarnaar te beter kunnen afmeten of op de vervulling van Goddelijke beloften mag gerekend worden: de overtuiging daarvan zal dan des te sterker en verheffender zijn.
Onze beroemde Leydsche sterrekundige heeft met de hem eigene populariteit de kennis der hemelbollen in onze huisgezinnen ingeleid, en het onmetelijk heelal onder het bereik gebragt der bevatting ook van de eenvoudigste verstanden. Het is er echter verre af, dat wij dáárom andere werken als volstrekt overbodig zouden beschouwen. Integendeel, ook andere werken daarover, en onder dezelve het nu aangekondigde ontvangen wij met genoegen. De vorm van dit maakt 't zeer geschikt voor de school, en om in de huisgezinnen te worden gelezen.
Wat de Schrijver bij den aanvang zegt, ware misschien beter achterwege gelaten; want in een boek voor minkundigen bestemd, zijn handelingen over teedere twistpunten, naar ons gevoelen, niet op hare plaats. Misschien heeft hij zich ook ietwat te veel ingelaten met berekeningen, en sterrekundige vraagstukken. Voor den gewonen lezer is 't beter en geheel voldoende, een-