wil ik echter betuigen, dat er een groot verschil van meening bestaat tusschen u en mij’ en waarschijnlijk heeft dat gezegde, bij nadere overweging, den Heer van dam doen begrijpen, zich ‘rond en open te moeten verklaren’ (bladz. vii). Het gedicht bevat alzoo eene geloofsbelijdenis, omtrent welke de Dichter zegt, dat zijne ‘denkbeelden over Godsvereering en Christendom, de vruchten zijn van onderzoek en van gemoedelijke overtuiging, die hij tegen geene andere begrippen wenscht in te ruilen’; terwijl hij besluit met de woorden van paulus, i Kor. 13: 13 en ii Kor. 13: 11; en den wensch: ‘Mogten die woorden des Apostels ingang vinden bij velen!’ - waarop zeker alle gematigden in den Lande ‘Amen!’ zeggen; al ware 't alleen uit overweging van het genoegen dat velen, die het Protestantisme niet genegen zijn, er in vinden moeten, achtenswaardige Protestanten elkander over geloofsbegrippen te zien havenen.
Het gedicht is eenvoudig. Edward, uit het Oosten teruggekomen, vindt zijn vriend alfred in wanhoop en opstand tegen het Godsbestuur: ‘het blinde noodlot beheerscht de aarde; het ongeluk verstoort er al wat den mensch dierbaar en heilig is. Regt noch waarheid zijn er veilig; geen hoogere magt waakt er over de onschuld; de mensch is er een prooi van den geest des kwaads; de dood verslindt er de goeden, de edelen, de grooten, en 't Christendom, verkondigd door priesters, die elkander vloeken, of van wier altaar menschenbloed druipt, biedt troost noch verademing aan.’ - Vanwaar die gevoelens? - ‘Alfred's teedere, brave, godvruchtige gade is gestorven, en aan de stervenssponde is een geestelijke verschenen, die, verre van hem den troost van 't Evangelie der liefde te brengen, zijn geloof heeft vermoord. Hij heeft de ontslapene “verdorven” en “verworpen” verklaard. - Alfred heeft gebeden en gestreden om zijn geloof te behouden; maar te vergeefsch: de wanhoop heeft zijne ziel vermeesterd - hij twijfelt...zelfs aan God.’
Edward bestraft zijnen vriend: ‘dat hij, door leeringen van menschelijke vinding, zich heeft laten afwenden van Gods genade, liefde en vadertrouw. Kortzigtigen verstouten zich de grenzen van des Hoogsten liefde te be-