niet afgewerkt, veel minder nog uitgeput, maar in afwachting, dat òf de Schrijver-zelf van deze Bijdragen, òf eenig ander begaafd man, iets volledigs over den waardigen jan schouten te zamen stelle, heeft men alle reden om zich over de voorloopige Levensschets, in deze brochure vervat, te verheugen. Het kleine geschrift, welks vloeijende, warme stijl niet uit de pen maar uit het hart is gekomen, strekt reeds, door de vele loffelijke daadzaken waarvan 't gewaagt, den ontslapen verlichten burger en ijverigen menschenvriend tot een waardig gedenkteeken. Als zoodanig bewaren wij 't, en bevelen 't zijnen vereerders aan. Eene enkele bladzijde willen wij er uit mededeelen, tot eene proeve van den inhoud en den stijl. Wij kiezen daartoe het volgende, van de bladz. 6 en 7: - ‘Voegt men hierbij zijne betrachting van liefdadigheid, - ja, wel in navolging van zijn geslacht, dat daarvoor bij Dordrechts armen in zegenend aandenken blijft - maar ook uit aandrift, zoo zal men bevroeden, dat jan schouten te Dordrecht een' beduidenden invloed had, ook dan, wanneer politieke gebeurtenissen den geest van den minderen stand - mogen wij dien eens zoo noemen - tot verkeerdheden zouden hebben doen overhellen. Bij zulke gelegenheden wist hij zijn werkvolk en velen, die des winters en in kommervolle tijden door hem en zijne familie werden beweldadigd, ten goede te leiden; ja dienstbaar te maken tot handhaving van orde en wet, tot bescherming van have en goed, van bejaarden en kinderen. Immers, dat ondervond Dordrechts goede Gemeente ten jare 1813, 1830 en in verdere gewigtige en hagchelijke jaren. De redding des Vaderlands, de herstelling van de Dynastie van oranje was zijne zucht, zijn verlangen, zijn doel. Daartoe werden geene gevaren overwogen, geene opofferingen afgemeten.’
En daaronder staat in eene noot:
‘Hij redde in 1813 het leven van den Luitenant ter zee maas, Adjudant van den Admiraal kikkert, door den Luitenant aan de handen van het Rotterdamsch gemeen