schillende geleerde Genootschappen. Te Meppel, bij H.J. Gelderman. 1852. In gr. 8vo. 30 bl. f :-30.
Een hartelijk afscheidswoord, welks uitgave zeker welkom zal zijn geweest aan de Gemeente voor welke het werd uitgesproken, en aan de vele vrienden die van schaick zich door zijne uitgegevene schriften en ijverige bemoeijingen had verworven. Dat het stuk als leerrede vrij wat te wenschen overlaat, - kon het anders? Opgesteld te midden van drukten, toebereidselen en aandoeningen, eigenaardig verbonden aan vertrek uit het Vaderland en de afreis naar de overzijde van den Oceaan: het afscheidswoord is er in ons oog te beter, te hartelijker om, dat het niet uitziet als eene afgepaste predikatie.
‘Ziet, ik ben met u’, is de tekst; de Spreker ontwikkelt vooraf wat dit woord zegt, wien het geldt, wie zoo sprak, waarom Hij dit zeide; vervolgens ontvouwt hij, hoe dit woord van den Heer ten allen tijde blijft: een woord van vermaning, voor alle nalatigen en onverschilligen - een woord van bemoediging, ten dage des lijdens - een woord van vertroosting, in de ure des scheidens. Alles is hartelijk en draagt getuigenis van den wederkeerigen band tusschen de gemeente en den leeraar die van haar scheidde. Afzonderlijke aanspraken, die dan ook bij zulke gelegenheden niet zelden vrij gekunsteld zijn, worden niet medegedeeld. Zijn zij gehouden, dan zullen zij voor algemeene mededeeling minder geschikt zijn geoordeeld.
Onze beste wenschen vergezellen onzen Medebroeder naar het oord zijner bestemming. Hij had zich ten onzent eenen gunstigen naam verworven, vooral als volksschrijver en in het schilderen van volksgebruiken, inzonderheid in Drenthe. Misschien schreef hij te veel; misschien zou hij zijnen roem niet hebben kunnen handhaven, indien hij, bij langer verblijf in Drenthe, zijne vruchtbare pen niet hadde bedwongen. Maar nu hij in een geheel ander oord verplaatst is, zal hij, althans wij hopen 't, ook dáár zijne gave van opmerking en beschrij-