Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1852

Onderrigt omtrent het bidden, door J. van Eyk, in leven Predikant te Loosduinen. Nieuwe uitgave. Met een aanprijzend woord van J. Brave, Predikant te Amsterdam. Te Amsterdam, bij C.J. Borleffs. 1851. In gr. 12mo. 155 bl. f :-60.

Dit eenvoudig geschrift van eenen in zijnen tijd hoogst verdienstelijken Godsdienstleeraar, het eerst in 1817 in het licht gezonden, verdiende wel op nieuw uitgegeven te worden, en de Eerw. brave heeft wèl gedaan met het in te leiden bij hen, die het ter onderrigting en besturing kunnen gebruiken. Dat zijn meer eenvoudige Christenen; voor dezulken is het geschreven, maar ook voor dezulken is het hoogst nuttig. Wat het bidden is - tot wien - wat het onderstelt - hoe noodzakelijk het gebed zij, zoowel om te verkrijgen hetgeen wij noodig hebben, als om ons te versterken in het gevoel van behoefte - den Allerhoogste te eeren - aan de eischen van den Bijbel te voldoen enz.; de nuttigheid des gebeds; de wijze waarop wij moeten bidden, zoo wat uitwendige als inwendige vereischten aangaat; de voorwerpen (liever: onderwerpen) des gebeds, zoowel het ligchamelijke als het geestelijke; de tijd en de plaats van het bidden, ten deele dagelijks op gezette tijden - ten deele bij de openbare godsdienstoefeningen enz.; eenige bijzonderheden, als: het gebruik van formuliergebeden in het algemeen en van het gebed des Heeren in het bijzonder - gebedenboeken - onderrigt van kinderen in het bidden - het opschrijven en voorlezen van gebeden - het bidden in den naam van jezus - het

[p. 393]

bidden door of in den Geest, en eindelijk: eenige gebreken bij het bidden met de middelen daar tegen, - zietdaar de voornaamste hoofdzaken, in dit werkje eenvoudig, verlicht, hartelijk behandeld.

Het gebed is eene zaak van het hart, want het is de hoogste gemeenschaps-oefening met het Wezen aller wezens. Maar het is daarom niet iets, waarbij het voegzame en ordelijke onverschillig is. Daarom mag men dit onderrigt wel ter harte nemen en prijzen wij het werkje gaarne aan. De aanmerkingen, die wij er op hebben, betreffen meestal slechts kleinigheden; de Schrijver, reeds lang ontslapen, kan er zijn voordeel niet meer mede doen. Zegen over het gebruik is onze hartelijke bede!