De Regtspraak van den Hoogen Raad, van 1 October 1838 tot 1 September 1850, gebragt op de artikelen der Staats- en burgerlijke wetten, besluiten en verordeningen, alles met ophelderingen en geschiedkundige toelichtingen, verwijzingen, enz., door Mr. D. Léon, Advokaat bij den Hoogen Raad der Nederlanden en Lid der Provinciale Staten van Zuid-Holland. Tweede Deel. Derde Aflevering (Burgerlijk Wetboek, Boek 3 en 4): van bl. 313-520. Te 's Gravenhage, bij Gebroeders Belinfante. 1852. (Voor rekening des Schrijvers.) In gr. 8vo.
De kundige Schrijver gaat ijverig voort met de uitgaaf dezer volledige regtspraak, waarbij het niet aan toelichtingen en ophelderingen van verschillenden aard ontbreekt. Hij heeft zich veel moeite gegeven om ook de beslissingen der mindere regterlijke Collegiën na te gaan, en wijst bovendien nog veelmalen de Schrijvers over Fransch of Nederlandsch Regt aan, welke bij de behandeling van aangewezen vraagpunten kunnen worden geraadpleegd. Van groote uitvoerigheid getuigen onder andere de veelvuldige aanteekeningen op Art. 1401, omtrent spel en weddingschap (bij welke gelegenheid over de olie-contracten en de Jurisprudentie deswege is gehandeld); Art. 1902, omtrent het bewijs, enz. Met genoegen merkten wij in deze Aflevering menige oordeelkundige aanmerking omtrent de juistheid of schijntegenstrijdigheid van regterlijke beslissingen, en dergelijken op. Sommige uitspraken worden ook met de nieuwe Gemeentewet in verband beschouwd.
Wij hopen, dat de kundige en bekwame Schrijver aan den aftrek van dit belangrijke werk moge ervaren, dat het wordt gekend en naar verdienste gewaardeerd; dan