Wij zijn 't geheel met hem eens, wanneer hij ontkent dat het Staats-examen - hetzij zoo als het in Mei 1845 werd geregeld, hetzij zoo als het bij 't Besluit van 1 Julij 1850 werd gewijzigd - toereikend is om de Inspectie te vervangen. De gronden daaromtrent door den Schrijver aangevoerd (b.v. bl. 186 en volgg.) zijn afdoende. In het belang van het onderwijs en der schoolinrigtingen is het noodig, dat die, zuinigheidshalve, afgeschafte Inspectie weder worde ingevoerd.
Dat de Schrijver het Besluit van 1 Julij 1850 in zijn geheel afkeurt, was van hem wel te verwachten; want naar zijne meening moet er een Staats-examen zijn, dat den toegang tot de Academiën opent, doch moet bij het regt van toelaten, ook dat van afwijzen bestaan. Op dit punt echter blijven wij bescheidenlijk van den geëerden Schrijver verschillen. Wij zijn door zijne redeneringen nog niet van het onöntbeerlijke en gepaste van het laatstgemelde regt overtuigd. Integendeel, wij scharen ons aan de zijde van hen, die meenen, dat er vrije toegang aan allen moet gegeven worden, terwijl niets belet, dat door eene Staats-Commissie de mate van de verworven kundigheden der leerlingen, die zich voor den toegang tot de Academie aanmelden, volgens eenen bepaalden maatstaf worde aangewezen. Die aanwijzing-zelve kan welligt voor ouders, voogden of de belanghebbenden-zelven een rigtsnoer zijn, om al of niet op den ingeslagen weg voort te gaan. Maar de toegang tot de Hoogeschool blijve voor ieder opengesteld. Is iemand te onkundig, te lui of te ligtzinnig om op de Hoogeschool met kracht werkzaam te zijn, hij zal de verijdeling zijner verwachtingen aan zichzelven te wijten hebben. Want, wenschen wij aan den eenen kant vrijheid voor allen, wij verlangen aan de andere zijde waarborgen voor de Maatschappij, dat geene dan geschikte menschen tot het uitoefenen en bekleeden van beroepen en ambten in haar midden worden toegelaten. Tot dat einde begeeren wij strenge Examina aan de Academie-zelve, en voornamelijk een Staats-examen aan het eind der studie, voor ieder die eenige betrekking in de Maatschappij verlangt. Op die wijze zal