dichten van voorname Dichters versierd. Zoo vindt men in Hoofdstuk II, Beschrijving en Lotgevallen der Abdij, op blz. 14, een gedicht van Ds. j.p. hasebroek. Op blz. 30, bij Hoofdstuk III, de Abdijkerk, een gedicht: van w.j. hofdijk.
Bij Hoofdstuk IV de Abdij en de Pausen, blz. 44, een van j.a. alberdinck thijm.
Bij Hoofdstuk VII de Abdij en de Graven, blz. 95, een van b. ter haar.
Bij Hoofdstuk IX de Abdij en de Edelen, blz. 113, nog een gedicht, getiteld: een Hofdag op Rijnsburg 1430, van w.j. hofdijk.
Bij Hoofdstuk XIV, Namen der Abdissen, blz. 201, een van e.j. potgieter, en blz. 204 een van nicolaas beets Tegenover deze blz. is het afbeeldsel van elburg van den boetselaer, Abdis van Rijnsburg, door c. kram; genomen naar eene afbeelding op een der glazen door haar aan de kerk geschonken, en door den vermaarden wouter crabeth geschilderd. Behalve deze prent, heeft men op den titel een fraaije en keurige afbeelding van de puinhopen der Abdij van Rijnsburg, door een kunstkundige hand uitnemend vervaardigd. Nog vindt men tegenover blz. 224, bij Hoofdstuk XV, de Abdis, de afbeelding van het groot en klein zegel van de Abdij. Achter Hoofdstuk XVII de Consecratie, heeft men blz. 262 een uitvoerig gedicht, genaamd, de Wijding eener Non in 1420, door s.j. van den bergh. Achter Hoofdstuk XVIII de Kloosterpligten, op blz. 280 en vervolgens, een niet minder uitvoerig gedicht van a.p. van groningen, met het opschrift: de Profetie. Bij Hoofdstuk XXI de Abdij onder de Ridderschap; eindelijk blz. 325 en 324 nog eenige regelen van j.p. hasebroek. Behalve de aangeduide Hoofdstukken, heeft men nog Hoofdstuk I, blz. 1, Stichting der Abdij. Hoofdstuk V. blz. 55, de Abdij en de Bisschoppen van Utrecht. Hoofdstuk VI, de Abdij en de Abten van Egmond, Middelburg en andere Geestelijke gestichten, blz. 74. Hoofdstuk X. blz. 119, de Bezittingen der Abdij. Hoofdstuk XI. blz. 142, de Inkomsten der Abdij. Hoofdstuk XII. blz. 152, de Voorregten der