ook als oude aardrijkskunde heschouwd worden; en naarmate het oude Indië meer uit de schaduw, waarin het zoo lang gelegen heeft, te voorschijn komt, wordt het meer en meer een vereischte ook van zijne aardrijkskundige begrippen melding te maken. Voor een boek echter als het voor ons liggende was zulks niet noodig, daar het klaarblijkelijk voor de gymnasiën bestemd is. Wij wilden alleen dit punt even aanroeren, niet om de Heeren forbiger en van der kloes te berispen, maar om de lezers van dit verslag te herinneren, dat wij geen regt meer hebben, om bij het spreken over de oude wereld alleen aan Rome en Griekenland te denken, en de Azitische beschaving als van nul en geener waarde te beschouwen.
Over het geheel komt het ons voor, dat dit tabellarisch overzigt goed en grondig bewerkt is. Een paar kleine aanmerkingen willen wij mededeelen.
De Schrijver zegt, dat scylax van Caryanda een ontdekkingsreis den Indus op deed. Dit is denkelijk eene vergissing voor den Indus af. (Zie herod. IV. 44.)
Op de tweede tabel zegt de Schrijver, dat, volgens de voorstelling van herodotus, de aarde door den Oceaan omgeven wordt. Uit herod. II. 23 en IV. 8 meen ik te mogen opmaken, dat herodotus het bestaan van zulk eenen de aarde omringenden Oceaan ontkende. Verder wordt op die zelfde tabel gezegd, dat er geregelde wegen ten behoeve der karavanen in het Perzische rijk waren. Het bestaan dier wegen ontken ik niet, en evenmin, dat ze door de karavanen gebruikt werden: maar het komt mij toch waarschijnlijker voor, dat zij, even als de Romeinsche wegen, oorspronkelijk ten behoeve van het Gouvernement waren aangelegd, en de karavanen er slechts bij vergunning gebruik van mogten maken. Dit strookt meer met eene despotische regering. Een weinig lager wordt onder de voorstellingen van aristoteles opgegeven, dat het zuidelijke halfrond geheel aan het onze gelijk is. Ik heb de plaats, waar dit gezegd wordt, te vergeefs in aristoteles gezocht; en ben bereid, zoodra mij de stukken vertoond worden, mijne woorden