Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1852
(1852)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 157]
| |
heeft eeuwen lang milde bronnen van welvaart en rijkdom doen vloeijen in ons Land, door de Natuur niet kwistig met voorregten bedeeld. Zouden dan zij, die hunne krachten van geest en ligchaam aan dien tak van volkswelvaart toewijden, niet de belangstelling wekken van hen, die de voordeelen trekken, welke zij aanvoeren en te huis blijven? Zaagt gij wel eens uit het Nieuwe Diep een schip uitzeilen? Wat gewaarwordingen en aandoeningen, die zich van den wal naar boord en van boord naar den wal, zelfs zonder electro-magnetischen draad, mededeelen, worden door de zwellende zeilen in beweging gebragt. Begluur eens de moeder dáár, die aan dat bovenraam den majestuens voortglijdenden bodem naoogt, wier tranen zoo vele gebeden zijn voor haar kind, op zijne eerste reis naar Oost-Indië. Op den dijk staat een vader het drijvend kasteel na te staren. Zijn hart is vol. ‘God! bewaar mijn zoon!’ bidt hij, en gaat zwijgend naar huis. Hebt gij wel eens gelezen in het hart der mannen en knapen, die van boord hunne blikken werpen naar den wal. Zie, daar wuift er een uit het wand met zijn doek. Het is een groet aan al wat hij lief heeft, zoo als een zeeman dien brengt, sprakeloos maar welsprekend. Er zijn er die den neus optrekken voor een zeeman, omdat hij er wat bar uitziet en zulke ruwe handen heeft; maar met fluweelen vingeren wordt de boeg niet gedreven over het onstuimig golvenveld. Die forsche knaap, met dat wilde haar om het hoofd, laat hem naar zee gaan, en er zal een zeeman uit groeijen, die 't gevaar zijn broeder noemt, en een vrolijk lied zingt, al gaat het niet alles voor het lapje. - Doch de zeeman heeft zoo'n ruw hart. Heeft hij ook een ruw hart, als hij zijn zuur verdiend maandgeld in een armbos stopt, of zich laat opligten door bedriegers, die zich arm veinzen; of als hij zijne arme moeder den laatsten Willemskop in de hand drukt, en zich weder laat aanmonsteren? Gewis, het leven op zee is anders dan op het land, en velen doen er hunnen stand, even als die aan den wal leven, schande aan. Maar omdat de zeeman meer dan | |
[pagina 158]
| |
iemand anders aanleiding tot ruwheid en verwildering heeft, verdient hij te meer en te eer onze zorg voor de vorming en besturing van zijn gemoed. Hij is niet slechts onze natuurgenoot, onze medeburger, maar hij is ook Christen, onze broeder als kind van God, die met ons de groote levenszee bevaart. Het is dus goed hem een kompas in de hand te geven, waarmede hij op de haven der eeuwigheid kan aanstevenen. Dit hebben vele Nederlanders gedaan. Hunne namen zijn bekend. De Heer kindermann, digt aan het IJ geboren, en zelf bijkans zeeman geworden, heeft zijne krachten beproefd om den zeeman een Handboek te leveren, dat hem tot heiliging van hart en wandel opleidt, dat hem zeeman laat blijven, maar Christen doet worden. Vorm en inhoud bevelen zich beiden gunstig aan. Het boek is regt voor den zeeman geschreven, zoo als dit in onzen tijd inderdaad eene behoefte is. Tegenwoordig toch is het niet enkel de vreemdeling of de lagere stand, die net roode of gestreepte hemd aantrekt, niet weinigen van deftige afkomst gaan het zeegat uit. Onder hen, half beschaafd, kunstmatig verlicht door lectuur van den dag, ontdekt men niet zelden eene neiging tot den heerschenden smaak, om de Voorzienigheid buiten boord te houden, den Heere christus te miskennen, Gods Woord te minachten en de godsdienst overbodig te houden. De Heer kindermann neemt hier eene gelukkige proef om dit kwaad te stuiten, door de bron er van te dempen. Het zijn vooral de jonge lieden, dien men dit boek in handen moet geven, maar menig stuurman en kapitein mogen óók met dit boek in de hand nog wel eens opzien naar het licht, dat uit de openbaring van genade in christus opgaat. De Heer kindermann heeft zijn werk gegoten in den vorm van gesprekken, bijkans allen aan boord gehouden, gedurende eene Oost-Indische reis. Het personeel, dat hij sprekende invoert, getuigt van zijnen goeden smaak. Het is de stuurman en niet de kapitein, die de eerste rol heeft. Slechts nu en dan doet zich de gezagvoerder uit het heilige der heiligen zien. Ware de kapitein de hoofd- | |
[pagina 159]
| |
persoon geweest, dan zou het onderhoud onnatuurlijk of zelfs onwaar zijn geworden. Geen onderwerp dat in behandeling komt of het neemt in en boeit door belangrijkheid. De gang van het gesprek is levendig en leidt tot het doel. Geene Jeremiaden, die de zeeman toch niet aanneemt, vermoeijen het oor; geene strafpredikatiën, die hij met een luchtig mutsje afwijst, gaan te loor, maar alles dient ter zake, wat de zeeman wel hooren wil. Dit is daaraan te danken, dat de Heer kindermann zich aan boord gevoelde, dacht en schreef zoo als hij het volk vóór en achter de mast beluisterde. Dit is het geniale, dat het werk als uit de oogen kijkt. Aan de wetenschappelijke vorming en het diep doordenken van den Auteur mag men dank weten het diep en ver ingrijpen der gesprekken, vooral in den mond van Stuurman zeegers. Deze man verdiende wel eens gehoord te worden in eenen anderen kring van menschen, die zich vrij wat meer verlicht en beschaafd dan een stuurman houden, maar van zulk eenen wel mogten leeren wat ootmoed, geloof, hoop en liefde beteekenen. Het boek bevat zeven-en-twintig Hoofdstukken. De vier eerste handelen, bij wijze van Inleiding, over de geschiedenis, de schaduwzijde en de lichtzijde, benevens de uitwerkselen der zeevaart, over het geoorloofde en het vereischte van het zeemansberoep. De overigen, op enkele na, in den vorm van gesprekken, loopen over ongeloof en twijfeling, de Godsdienst, Gods grootheid; over de waarde, kracht en invloed des Bijbels; over onze behoefte aan christus en het geloof in Hem; over onsterfelijkheid en vergelding; over onze pligten jegens God, christus, ons-zelven en den naasten enz. enz. Achteraan zijn eenige gebeden gevoegd. Het gesprek wordt nergens mat of eentoonig. Daarvoor zijn de onderwepen te levendig, en telkens gegrepen uit toestanden of voorvallen aan boord, die de woordvoerders steeds in spanning houden. Het spreekt van zelf, dat Stuurman zeegers den palm der overwinning moet wegdragen: doch de schepper van deze groep heeft | |
[pagina 160]
| |
zijne partij niet weerloos overgeleverd, en het is slechts enkele malen gebeurd, dat wij dachten: die van dam geeft wat te ligt of te spoedig toe. De Heer kindermann heeft wijs gehandeld met al wat aan boord laag, gemeen en onrein kan gevonden worden buiten behandeling te houden. Ruwe, onzedelijke tooneelen en tafereelen prikkelen wel, maar verbeteren niet. Het is hem goed gelukt eene type te geven van een geloovigen en ongeloovigen, van een vromen en loszinnigen zeeman, en de middelen, die hij aanwendt, om den ongeloovige tot geloof te bewegen, den loszinnige tot ernst te stemmen, zijn gepast, omdat hij den mensch heeft gezien, en beoordeelt zoo als hij is, en hem te regt wijst, zoo als een zeeman zich dit laat doen. Wij zouden wel wenschen, dat ieder reeder, die er prijs op stelt, dat zijn volk aan boord een goed stuk spek of vleesch in den mond steekt, ook eenige exemplaren onder den scheepsvoorraad medegave, om den zeeman in de gelegenheid te stellen zich ook te voeden met spijze die niet vergaat. Het is geen boek dat als een preek kan voorgelezen worden, maar ieder kan er zich uit stichten. Eene goede zondags-lectuur. Waarom zijn er zoo vele gezagvoerders, die aan boord geen zondag kennen? Reeders! weet het, dat de meeste orde en geschiktheid heerscht, waar de kapitein een voorbeeld geeft van godsdienstigen zin! Jongelingen! leest en volgt dit Handboek, en gij zult stuurlieden worden als Stuurman zeegens, en, ook als gij het gezag zelf voert, een voorbeeld voor uw volk zijn. Wij zijn hoog ingenomen met dit Handboek. Men vrage ons niet: of wij in alles de zienswijze van den Schrijver deelen? Maar vraagt men ons: of wij het er voor houden, dat de zeeman, die dit boek leest, beter zal worden, indien hij ter harte neemt wat hier wordt voorgehouden en aangedrongen - dan antwoorden wij hartgrondig: ja.
h. j.h.s. |
|