der waarheid geldt, die voor uitgemaakt gehouden worden, en waaromtrent elke afwijking van het eenmaal aangenomen gevoelen aanstonds voor gevaarlijke ketterij wordt uitgekreten. Maar terwijl alzoo geene overdrevene gehechtheid aan het oude ons verhindert, om den gulden regel te volgen, die hier wordt aangeprezen, kunnen wij ons volstrekt niet vereenigen met de wijze, waarop in dit geschrift de leer der Schrift aangaande de toekomende dingen wordt voorgesteld. Als dat Bijbelonderzoek moet heeten, dat de woorden op den klank af en om het even, bij welken Propheet of Apostel zij gevonden worden, worden verklaard en tot één geheel zamengevoegd, dan kennen wij geen meer onöordeelkundig bedrijf dan dit. Wij achten het zelfs in hooge mate oneerbiedig, zóó om te gaan met de H. Schrift. En geen wonder dan ook, dat de resultaten van zulk een onderzoek zonderling uitvallen en voor den nadenkenden Christen alle overtuigende kracht missen. Het is ons althans niet gelukt, om van die kracht iets te ondervinden, ofschoon wij wel degelijk vasthouden aan de wezenlijkheid der prophetische gave en openbaring. Men zal nog anders moeten voor den dag treden, indien men met goed gevolg de meer geestelijke verklaring der prophetieën, door da costa in den grond eene te niet doening genoemd, onder ons bestrijden wil. Het ware, bij de zoo algemeen gevoelde behoefte aan herziening der eschatologie, te wenschen, dat een bekwaam man, even vrij in de wetenschap als vast in het geloof, zich aangordde, om de letterlijke opvatting, hier voorgestaan, langs zuiver uitlegkundigen weg, bedachtzaam en vrijmoedig te handhaven. Wij voor ons zouden verwachten, dat hij haar, eer hij ter helfte van zijn onderzoek gekomen was, reeds zou moeten laten varen en zich gewonnen geven. Wij kennen er, wie het alzoo gegaan is.
⋆ ⋆ ⋆