Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1852
(1852)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 91]
| |
geneigdheid om nog een bloempje van hulde te strooijen op het graf des Schrijvers, die te vroeg bezweek voor de Maatschappij en zijn gezin, hoewel niet te vroeg voor de eeuwigheid en zich-zelven. Hij deelde in het lot van de meeste beoefenaars der Fraaije Letteren: miskenning en verlatenheid. Doch de wereld gaat voorbij met hare bekoorlijkheden, maar ook met hare teleurstellingen; weelderig voor den een, armoedig voor den ander; kortstondig voor allen. En de kunstenaar en letteroefenaar, die hier tracht voor eene hoogere toekomst te werken en te leven, leeft, ook nà zijnen dood, onder de stervelingen voort, en het is waarlijk als of hij nog bij ons ware, wiens geest nog leeft in zijne werken, nog leeft in onze harten, en nog werkt op ons gemoed. Bosdijk is weder een dier verdienstelijke letterkundigen, aan wiens naam te beurt valt, wat den man-zelven had moeten geschieden en hem welligt voor ons had gespaard. Maar hoe veel zaad verstikt niet in onze moerassige aarde, waar 't geld alleen de sleutel van alles is! Naauwelijks is het gezag der aristocratie van geboorte verdwenen, of dat der aristocratie van het geld verrijst; wanneer zal eens de aristocratie der verdienste den schepter zwaaijen? Bosdijk zou die vraag thans welligt kunnen beantwoorden, maar wij kunnen zijne stem niet meer hooren; zijn vinger wijst op het verre verschiet, waar ons weten eindigt bij den blaauwen sluijer, die de heerlijkheid der toekomst verbergt, maar in welke de hoop verblijven en toestanden ontdekt, die troost in den boezem storten en stemmen hoort galmen, die ons toeroepen: hier is het licht! - Terwijl wij dit bloempje nog planten op zijn graf, bevestigt ons het aangekondigde werk op nieuw, dat hij-zelf vruchten heeft nagelaten, wier geur en smaak, zachtheid en frischheid het hart verkwikt en den geest verlicht. Zijne ‘Oude vrienden en vriendinnen’ zijn meerendeels zulke frissche en geurige vruchten, die van zijn vernuft, gevoel, juiste waarneming en veelomvattende menschenkennis getuigen. Had het dien boom niet aan voedsel ontbroken, welke vruchten zoude hij dan gedragen hebben! Sommigen dezer schetsen zijn schoon | |
[pagina 92]
| |
en treffend, anderen zijn luimig en met waren humor geschreven. Dat een geneesheer als eikenbroek een stetoscoop draagt is niet waarschijnlijk; dat hij 't draagt om er zich van te bedienen is nog onwaarschijnlijker, en dat hij er werkelijk een nuttig gebruik van maakt kan niet wel mogelijk zijn, want daartoe behooren grondige studie en veeljarige oefening. Wij bedenken echter bij de lezing van deze schetsen, dat zij oude vrienden en vriendinnen betreffen, en: ‘Tempora mutantur et nos mutamur cum illis.’ De typographische uitvoering en het papier zijn niet meer dan goed. Wie dit boek koopt doet een goed werk: hij vereert de nagedachtenis van den Schrijver, hij zal er zich aangenaam meê bezig kunnen houden, en geeft aan de nagelaten betrekkingen een bewijs van achting en belangstelling. Zoo veel goeds te kunnen doen met het koopen van één boek gebeurt zelden. l.h.v. |
|