levenstaak, die zij zich met het oog op de Goddelijke Voorzienigheid had voorgeschreven. Niet lang daarna vingen hare reizen aan, eerst naar Schotland en Ierland, daarna in Frankrijk en Duitschland. Niets, wat tot haar doel behoorde, ontging haren scherpzinnigen blik; geene tegenkanting was in staat haar af te schrikken; geene vermoeijenis haar te verslappen; geene miskenning haar te ontmoedigen. In nadruk was zij allen alles; gevangenen, hulpeloozen, dienstbaren, ouden en jongen waren voorwerpen van haren ijver. Onmogelijk hadde die ijver zich zoo volstandig, op die wijze en in die mate kunnen openbaren, indien het Evangelisch geloof en de geest van christus er het bezielend beginsel niet van geweest waren. In dit opzigt levert het een hoogst leerzamen aanblik, wanneer men haar volgt op hare togten. Dat is een aanschouwelijk beeld van hetgeen het leven in en door den Heer vermag. Men leert er door gevoelen, wat paulus eigenlijk wilde te kennen geven, toen hij scheef: ‘Ik vermag alle dingen door christus.’ Elisabeth fry paarde de kracht van den man aan de zich nimmer en nergens verloochenende zachtheid der vrouw. Haar geloof en hare liefde stelden haar in staat tot hetgeen het werk schijnt van een tiental menschenlevens.
Maar nog in een ander opzigt is het verhaal van hare bemoeijingen uit een Evangelisch oogpunt hoogst leerzaam. Niet altijd beantwoordde de uitslag aan hare verwachting ‘en dikwijls oogstte zij slechts de treurige ervaring, in de doornen te hebben gezaaid. Maar die ondervinding is toch betrekkelijk zeldzaam. Elisabeths pogingen leverden veelal het hartverheffend schouwspel van de kracht, waarmede het geloof en de liefde ook op anderen werken, zelfs op hen, aan wier zedelijke verheffing de oppervlakkige beschouwer zou meenen te moeten wanhopen. Treffende bijzonderheden vindt men daarvan opgeteekend, en toen zij eindelijk bezweek na een smartelijk lijden, ging zij in tot een leven, waarin zij er velen, ja velen had die haar ontvingen in de eeuwige tabernakelen, omdat zij hen had ‘bekeerd van de dwaling huns wegs.’