oog onleesbare, slichtenhorst er van opdischt. Dit zou nu wel op zich-zelf een schrale lof zijn: doch nijhoff heeft meer gedaan. Hij heeft in zijn bondigen en vloeijenden stijl een geregeld, helder en volledig verhaal geleverd van het geheele, zoo uit- als inwendige beloop der zaken in dit ongelukkige tijdvak, en dit verbonden met eene beschouwing van het goede, 't welk daarin zoo door verbetering der Regtsbedeeling en van het Muntwezen als anderzins werd voorbereid of deels te weeg gebragt.
Het tweede gedeelte van het boekdeel bevat, als naar gewoonte, de Verzameling der Oorkonden. Wij prijzen de wijze spaarzaamheid, waarmede de Schrijver hierin is te werk gegaan, en waardoor dit deel ook de helft minder omslagtig, en daardoor ook minder kostbaar is geworden dan de voorgaande. Inderdaad groeit ook met de XVde en XVIde Eeuw niet alleen het aantal der bewaard gebleven Oorkonden; maar ook de langwijligheid van elk stuk op zich-zelve zoodanig aan, dat al het onuitgegevene in zijn geheel te willen afdrukken, bijna niet meer uitvoerbaar wordt. Wanneer wij nu nagaan dat wij nu juist aan het meest helangrijke tijdperk der geheel zelfstandige Geschiedenis van Gelderland, de regering van den roemzuchtigen karel van Egmond, den onbedwongen tegenstander van Keizer karel gekomen zijn, kunnen wij den wensch niet onderdrukken, dat de zoo uitnemend voor de Geschiedpen berékende Schrijver, ons spoedig in een volgend Boekdeel die Geschiedenis in haar geheel levere, zonder naar het afdrukken der Oorkonden te wachten. Hoe belangrijk deze in vele opzigten zullen zijn, daarbij is minder haast, en er zou ook minder bij verloren worden, dan aan de slotsommen, die de daarin zoo doorkneede Schrijver er zelf uit getrokken heeft.
Ook het uitwendige, smaakvolle druk en hoogst naauwkeurige correctie, doet den Schrijver, tevens Uitgever, alle eer aan.