20 Januarij 1849 werd opgegeven, dat behandeld zouden kunnen worden alle punten, welke het behoud van den Nederlandschen stam ten doel hebben, onder bijvoeging, dat, om eene vastere regeling aan de werkzaamheden van het Congres te geven, de Uitvoerende Commissie dezelve had bepaald tot:
Nederlandsche Tael- en Letterkunde,
Nederlandsche Geschiedenis,
Nederlandsch Tooneel- en Zangmuzijk,
Nederlandsche Boekhandel.
Voorts werd er in gesproken van de bewaring der godsdienstige en staatkundige verdraagzaamheid, en herinnerd dat de tegenwoordige toestand der beide Afdeelingen van Nederland door de sprekers op het strengst diende te worden geëerbiedigd.’
De namen der Letterkundigen, die aangenomen hadden voorlezingen te doen of bijdragen te leveren, werden aangekondigd in een Programma, hetwelk echter op het Congres-zelven, eenige wijziging heeft ondergaan. - Wij gelooven wel te doen, als wij, ofschoon 't eenigzins droog zij, hier de namen der Verhandelaars, en de door hen behandelde onderwerpen vermelden. Men zal er eenigzins uit kunnen oordeelen, of en in hoeverre aan het doel van het Congres werd beantwoord. Zij zijn de volgende:
De jagen: Over het belang, dat er in de zamenwerking van Belgische en Noord-Nederlandsche Letterkundigen gelegen is voor den bloei der Nederlandsche taal.
David: Over stijlverbetering en het nut dat uit de grondige kennis der levende of gesprokene taal te trekken is.
De haerne: Over de uitgestrektheid van het Nederlandsche Taelgebied, en over de eigenlijke bedoelingen van het Congres.
De sleeckx: Over de strekking der beoefenaren van de Vaderlandsche Letterkunde, vooral in Vlaemsch België.
Willems: Over de Nederduitsche Letterkunde en geestontwikkeling in Vlaanderen. - Dit stuk is voor de vuist uilgesproken, en daarom in den bundel niet voorhanden.