| |
| |
| |
De eerste bodems van de Mexicaansche marine.
I.
Den 18 October 1825 ankerden twee bodems, de Asia een linieschip en de Constanzia eene brik, bij het eiland Guahan, tot de Marianes behoorende. Zes maanden geleden uit Spanje vertrokken en sedert al dien tijd slecht gevoed en nog slechter betaald, waren de misnoegde bemanningen hoogst ontevreden en gezind tot oproer; vooral vertoonden zich de sporen van onwil aan boord van de Constanzia, onder bevel van Don orteva, een zeer gestreng man. Zware avarijen hadden de brik in haren loop vertraagd en de Asia, onder bevel van Don roqua de guzarte, genoodzaakt om zeil te minderen, ten einde in hare nabijheid te blijven.
Daar Guahan tot het kapiteinschap der Philippinen behoorde, konden de Spanjaarden er hunne schaden herstellen. Don orteva onderhield er Don roqua over het verslappen der krijgstucht op zijn bodem, en de beide bevelhebbers verdubbelden hunne waakzaamheid en gestrengheid; maar zonder vrucht.
Don orteva hield vooral op twee mannen van zijne équipage het oog. De eene was de onderluitenant martinez, die zich meermalen beneden zijne waardigheid in losbandige gesprekken met het volk had gedragen, eens kamer-arrest had gekregen, en gedurende dien tijd was vervangen geweest door den jonker pablo. De andere was de matroos josé; een gemeen en verachtelijke personaadje, die voor geld tot alles in staat was. Deze man werd ook naauwlettend gadegeslagen door den bootsman jacopo, in wien Don orteva een onbepaald vertrouwen stelde.
Pablo was een voortreffelijk jong mensch, met echten moed bezield en vol edele hoedanigheden. Als wees, nog zeer jong, door Don orteva aangenomen, wilde hij leven om dien zijne dankbaarheid te toonen en des noods ster- | |
| |
ven om hem te wreken of te volgen. In zijne gesprekken met den bootsman, blonk dikwerf met al het vuur der jeugd, kinderlijke teederheid voor zijn weldoener uit, en de brave jacopo, die beter wist te voelen dan te zeggen, gaf hem dan een krachtigen handdruk. In hen beiden had Don orteva een paar manschappen hem in leven en dood getrouw. Maar wat konden drie braven, tegen eene geheele oproerige en listige équipage. Terwijl zij aan boord zamenwerkten, om den geest van onwil te dempen, maakten martinez, josé en anderen snelle vorderingen in hunne onderneming tot opstand en verraad.
Den avond vóór dat de schepen weder in zee staken, zat de Luitenant met eenige stuurlieden en matrozen in een afgelegen kroeg. - ‘Kameraden!’ sprak hij, ‘Weet ge, wat nu mijn plan is? Wij zullen ons van de beide schepen meester maken en koers zetten naar Mexico. Het nieuwe Bestuur daar, nog zonder zeemagt, zal gaarne voor elken prijs deze bodems koopen, en de opbrengst zal gelijkelijk worden verdeeld.
- Goedgekeurd.
- Een vuurpijl van het schip zal het teeken zijn.
- Op de hoogte van het eiland Mandanao. Top!
- Maar hoe zullen de Mexicanen ons ontvangen? - merkte josé aan. - Het Gemeenebest heeft de Spanjaarden onder toezigt gesteld.
- Wij zullen de Mexicaansche vlag ontrollen.
En martinez toonde een kleine vlag van groen-wit- en rood. Een doodsche stilte ontving dat teeken der Mexicaansche onafhankelijkheid.
De deelhebbers aan deze heimelijke zamenkomst gingen uiteen en langs verschillende wegen, naar de haven en aan boord.
Den volgenden dag ligtten de Asia en de Constanzia het anker, en ten Z.O. wendende, hielden zij met volle zeilen op Nieuw-Holland aan.
Intusschen werd Don orteva door pijnlijke voorgevoelens beangstigd; hij zag het verval der Spaansche zeemagt met smart; zijn hooggeplaatst hart kon zich niet gewennen aan de gestadige tegenheden, die zijn vader- | |
| |
land teisterden, aan hetwelk de Mexicaansche opstand zulk een zwaar verlies toebragt. Dikwerf onderhield hij zich daarover met pablo.
- Wij zullen in de worsteling bezwijken. - sprak hij dan. - Eenig schandelijk verraad zal mij dooden; maar gij zult mij wreken, niet waar? Mij en Spanje?
- Dat zweer ik.
- Bedenk steeds, dat er, in dezen ongelukkigen tijd, een schoone rol te meer is te vervullen; namelijk: aan de vaderlandsliefde haat te paren; haat tegen de afvalligen - en de ellendigen, die 't verraden, te straffen.
- Ik beloof u daarvoor te leven! - antwoordde pablo, terwijl moed en geestkracht uit zijne blikken straalden.
Sedert het vertrek van Guahan waren drie dagen verloopen. De Constanzia liep met een goede bries bij den wind. Bevallig, vlug en rank, met achterwaarts hellende masten, vloog zij over de baren, hare acht zesponders met schuim bespattende.
- Twaalf knoopen, Luitenant! - zeî des avonds de jonker tegen martinez - als wij den wind zóó houden, zal de overtogt niet lang duren.
- De hemel geve 't! Wij hebben genoeg uitgestaan, om niet meer te lijden.
De matroos josé was, op dat oogenblik, bij het halfdek.
- Wij zullen spoedig land zien. - zeî de Luitenant hard.
- Mandanao. - hernam de jonker. - Wij zijn op 140o lengte en 8o breedte, en als ik mij niet vergis, is dat eiland op.....
- 140o 40′ lengte en 7 noorder breedte. - antwoordde martinez haastig.
José stak het hoofd op en ging naar den bak.
- Gij hebt de hondswacht, pablo? - vroeg martinez.
- Ja, Luitenant!
- Het is nu zes ure. Gij kunt gaan.
Zoo bleef martinez alleen boven. Hij zag naar de Asia, die onder den wind van de Brit zeilde. De avond was prachtig schoon en voorspelde een der heerlijkste frissche kalme keerkringsnachten. De Luitenant zocht naar
| |
| |
de mannen der wacht, en herkende josé en anderen, met welke hij te Guahan afspraak had gemaakt. Een oogenblik naderde hij den roerganger, sprak een paar woorden, en dadelijk kon men bespeuren, dat de helmstok een weinig meer in den wind was gedraaid, zoodat de brik merkbaar tot het linieschip naderde.
Onrustig en beangst klemde martinez den scheepsroeper in zijne vuist. Plotselings hoorde men een schot aan boord van het schip.
- Zet toe, het voor-marszeil! - beval de Luitenant.
- Opgepast, kameraden! - riep josé, en de muiters schaarden zich rondom hem. De bewegingen en het schot deden den Kapitein ontwaken, die nu dadelijk op het dek verscheen, door de andere officieren gevolgd. Martinez vloog naar den voorsteven.
De losbrandingen aan boord van de Asia vermeerderden.
- Bras aan de marszeilen! - riep martinez, en het volk gehoorzaamde.
- Wie heeft order gegeven om een bijlegger te maken? - vroeg orteva.
- Slaat hem dood! - schreeuwde martinez.
De officieren grepen den degen. Enkele matrozen, met jacopo aan 't hoofd, wilden zich bij hen voegen; maar werden door de oproerigen vermeesterd, ontwapend en geboeid. Soldaten en scheepsvolk beiden rukten nu op den kommandant en de officieren aan. Die dapperen hadden slechts ééne keus. Zij wierpen zich op de zamenzweerders. Orteva met het pistool op martinez gerigt.
Op dat oogenblik ging er een vuurpijl van de Asia op.
- Triomf! - riep martinez, en het schot van orteva miste.
Het nachtelijk muittooneel duurde kort. De Kapitein vocht als een leeuw, maar door het aantal overmand, en zwaar gewond, werd hij vermeesterd gelijk de overigen, die in het verraad niet begrepen waren. Lantaarnen werden nu geheschen en beantwoord door de Asia, aan welks boord hetzelfde oproer met denzelfden uitslag
| |
| |
was losgebarsten. Ook dáár werden de officieren gebonden en onder elkander tusschen deks geworpen.
Het gezigt van bloed had de woestheid opgewekt; het was sommigen niet genoeg te hebben overwonnen, zij wilden ook moorden.
- Snijdt ze de kelen af! - brulden velen. - Slaat ze dood! Alleen de dooden spreken niet.
Martinez dacht even zoo, doch de meesten der muitelingen waren menschelijker gezind, en verzetteden zich tegen den gruwel; waardoor de staf voor het oogenblik het leven behield.
- Brengt orteva op 't dek! - beval martinez, en werd gehoorzaamd.
- Orteva! - sprak de Luitenant! - Ik voer nu 't bevel over de beide bodems; Don roqua is mijn gevangene, zoo wel als gij. Morgen zullen wij u op eenig eiland neêrzetten, dan houden wij koers naar Mexico.
- Verrader! - antwoordde orteva.
- Bindt den onbeschoften hond op de kampanje! - riep martinez.
Daarna gaf hij de noodige bevelen om te wenden.
Dit alles werd gedaan, en orteva liet niet af den Luitenant voor een eerlooze en verrader te schelden. Deze buiten zich-zelven, vloog met een bijl in de hand op hem af, en en deed een geweldigen houw.
Een kreet van afgrijzen ging op.
- Bij toeval overleden! - brulde martinez. - Werp hem in zee.
En het bloedig overschot des ongelukkigen werd over boord geworpen.
De twee schepen vervolgden hunnen koers naar de Mexicaansche kust. Een paar dagen daarna zag men een eiland; de boten werden in zee gebragt en de officieren, benevens de overige geboeide manschappen, behalve pablo en jacopo, die listig 't vertrouwen der muiters gewonnen hadden, werden daar aan wal gezet. Later bleek het, dat zij zeer spoedig door een Britschen walvischvanger waren opgenomen en naar Manilla gebragt.
Na een paar weken ankerden de beide vaartuigen in
| |
| |
de baai van Monterey, ten noorden van Mexico in Oud-Californië. Martinez maakte zijne oogmerken den bevelhebber aldaar bekend. Hij wilde aan Mexico de twee schepen met hunnen krijgsvoorraad en bewapening leveren tegen een aannemelijken prijs, en het scheepsvolk ter beschikking van de Republiek stellen. De Bevelhebber verklaarde echter, dat hij geene magt had om over zulk een koop te handelen, en verwees martinez naar de hoofdstad. Dien ten gevolge ging deze, na eene maand in vermaak en losbandigheid te hebben doorgebragt, met de Constanzia weder in zee; de Asia te Monterey latende. Pablo en jacopo behoorden tot de équipage der brik, die met volle zeilen naar Acapulco stevende.
| |
II.
Van de vier havens: San-Blas, Zacatula, Tehuantipec en Acapulco, die Mexico aan den Stillen Oceaan bezit, biedt de laatste den schepen, door storm beloopen, de meeste hulpmiddelen aan. De stad is slecht gebouwd en ongezond; maar de reê kan gemakkelijk een honderdtal vaartuigen bergen. Gunstig gelegene hoogten beveiligen de schepen aan alle zijden, en vormen de haven tot eene zoo stille waterkom, dat de reiziger, van de landzijde naderende, haar voor een meer, te midden van bergen, zou houden. De stad, ten noord-oosten gelegen, wordt door drie bolwerken beschermd; terwijl de mond der haven door eene batterij van zeven stukken, die met het fort San-Diego een kruisvuur maken, verdedigd wordt De genoemde sterkte, van dertig vuurmonden voorzien, beheerscht de geheele reê, en kan elken vijandelijken bodem, die naar binnen tracht te komen, gemakkelijk in den grond boren.
Ofschoon derhalve de stad niets te vreezen had, greep echter een plotselinge schrik de inwoners aan, toen er een schip geseind werd. Ongerust over deszelfs oogmerken, zagen zij elkander met vragende blikken aan. Hoe groot moet dus de verwondering zijn geweest, toen zij 't eensklaps de vlag van Mexico zagen hijschen.
| |
| |
Op een half kanonschot afstands van de haven liet de Constanzia het anker vallen, en eene sloep naderde weldra den wal. martinez stapte er uit, begaf zich naar den bevelhebber en maakte hem de omstandigheden bekend, welke hem derwaarts bragten. Deze keurde het besluit van den Luitenant, om aan den Generaal guadalupe vittoria, President der Republiek, de schepen in koop aan te bieden, allezins goed. Het nieuws was naauwelijks in de stad bekend geworden, of niemand twijfelde meer aan den koop; de blijken van vreugde vertoonden zich allerwege: de gansche bevolking wilde het eerste Mexicaansche schip bewonderen, en zag, in deszelfs bezit, een bewijs van volslagen gebrek aan krijgstncht bij de Spanjaarden, en een middel te meer om hen te overwinnen.
Martinez keerde weder aan boord, en weinige uren daarna lag de brik in de haven vertuid en was hare manschap bij de bewoners van Acapulco geherbergd. Alleen pablo en jacopo ontbraken op 't appèl. Deze waren verdwenen.
Mexico is van alle streken des aardbols onderscheiden door de uitgestrektheid en hoogte van de vlakte in deszelfs midden. De keten der Cordillièras die, onder den naam Andio, geheel Zuid-Amerika doorloopt, gaat door Guatimala en verdeelt zich dadelijk in Mexico in twee takken, het land aan twee zijden begrenzende; maar deze beide takken zijn niets anders dan de helling van de groote bergvlakte Anahuac, op 2,500 Nederlandsche ellen boven het waterpas der zee gelegen.
Deze aaneenschakeling van vlakten, veel uitgestrekter en minder eenvormig dan die van Peru en Nieuw-Grenada, beslaat omtrent drie vijfden van het grondgebied. De Cordillièras in 't oude onderkoningschap van Mexico zich uitstrekkende, nemen den naam Sierra Madre aan. Zich omtrent de steden San-Migucl en Guanaxato in drieën verdeelende, gaan zij omstreeks den 57sten graad noorderbreedte te niet.
Tusschen de havenstad Acapulco en Mexico is een afstand van tachtig mijlen. De verscheidenheden des gronds
| |
| |
zijn minder plotseling en de hellingen minder onverwacht dan tusschen Mexico en Vera-Cruz. Na de granietbergen in de nabijheid van den oceaan, waarin de haven van Acapulco ligt, te zijn overgetrokken, komt de reiziger op de porphyrrotsen, waaruit men gips, bazalt, oorspronkelijke kalk-aarde, tin, koper, ijzer, zilver en goud graaft. De weg tusschen Acapulco en Mexico biedt gezigtspunten en plantensoorten aan, geheel onderscheiden van andere streken; doch de twee reizigers, die weinige dagen na het ankeren van de brik de Constanzia te Acapulco, hier naast elkander reden, sloegen weinig acht daarop.
Die reizigers waren de verraders martinez en josé; de laatste kende den weg; hij had reeds dikwerf de bergen van Anahuac doorreisd. Dáárom waren de diensten van den Indischen gids, die zich aanbood, geweigerd, en begaven de beide gelukzoekers, op paarden gezeten, zich naar de hoofdstad van Mexico. Na een paar uren dravens, dat hun het spreken belet had, hielden zij in.
- In den stap, Luitenant! - zeî josé verhit. - Santa maria! Ik zou liever een stampend schip op de groote cacatois, gedurende een noord-wester berijden.
- Laten wij ons haasten. - antwoordde martinez. Gij kent immers den weg?
- Even goed als gij dien van Cadix naar Vera-Cruz, en wij zullen hier geene stormen hebben, die onze rossen doen breken. Maar in den pas!
- Sneller. - hernam martinez, zijn paard de sporen gevende. - Ik weet niet wat pablo en jacopo in het schild voeren. Zouden zij het voordeel van onzen koop alléén willen hebben?
- St. jacor! En het goud dat men ons schuldig is!
- Hoe veel dagen reizens?
- Vier of vijf, Luitenant! eene wandeling! maar in den stap! Gij ziet dat de grond zich merkbaar verheft.
En inderdaad deed het rijzen der bergen zich gevoelen.
- Onze paarden zijn niet beslagen - sprak jose - en het hoorn van hunne hoeven slijt op deze granietrotsen spoedig af. Maar met dat al geen kwaad gesproken van
| |
| |
den grond, die goud bevat. Wij verachten dien niet al zetten wij er de voeten op.
De reizigers waren nu op eene kleine hoogte, door palmen, cochenilje, cactus en salie-planten bedekt, gekomen; aan hunne voeten strekte zich eene groote bebouwde vlakte uit; al de weelderige plantengroei van de heete gewesten vertoonde zich aan hun oog. Links doorsneed een woud van mahoniehout het landschap met zijne onverstoorde en onbewegelijke eenzaamheid. Peperboomen, met lange peulen, wiegden hunne buigzame takken op den brandenden adem van den stillen oceaan. Velden met suikerriet bedekten het land, en een rijke voorraad van katoen bewoog in stilte hare grijze zijdeachtige pluimen. De grond bood winde, jalappe en piment aan, terwijl indigo-planten, cacao-, campêche- en pokhoutboomen, benevens de verscheidenheid van Floraas voortbrengselen; als: dahliaas, mentzeliaas, helicanten enz. den vruchtbaarsten grond van het Mexicaansche stadhouderschap met de kleuren van iris versierde.
Deze geheele schoone natuur werd vrolijk verlevendigd onder de brandende stralen, welke de keerkringszon er met stroomen over uitgoot; terwijl eene overdragelijke hitte de ongelukkige bewoners door de geele koorts wegmaaide.
- Welke is die hooge kegel, die ik daar ginds aan den horizont zie? - vroeg martinez.
- La cerro de Brea, een berg, wat hooger dan de vlakte. - antwoordde josé met verachting.
Dit is de eerste aanmerkelijke bergpunt van de onmetelijk Cordillièras.
- Laten wij ons haasten! - sprak martinez, het voorbeeld gevende. - Van de haciendaas, uit noordelijk Mexico gekomen, zijn onze paarden in hunne lange togten door de savennen aan de oneffenheden van den grond gewend geworden; doen wij dus ons voordeel met de afhelling van den weg, om uit deze onafzienbare eenzaamheid te komen.
- Zou martinez wroeging gevoelen?
- Wroeging!... neen.... Maar ik begeer te zien of
| |
| |
de bevallige meisjes te Mexico hare aardige figuurtjes nog altijd onder de zwarte of witte zijden roberoos verbergen.
- Voorwaarts dan! - zeide josé, die een Spaansch liedje ging fluiten; terwijl martinez in een diep stilzwijgen verviel, en beiden met snellen draf voortsnelden.
Zij bereikten la cerro de Brea en gingen dien langs een smal pad aan de zijde des bergs over. In de helling aan den anderen kant afgedaald zijnde, pleisterden zij om hunne paarden te laten rusten, en hen en zich-zelven aan de schaarsche bronnen van deze drooge landstreek te verfrisschen.
De zon begon beneden de kim te dalen toen de reizigers Ciguanan bereikten. Dit dorp bestaat uit eenige hutten, door arme Indianen bewoond, van de soort, welke men mansoos (landbouwers) noemt. De inboorlingen die vaste woonplaatsen hebben, zijn over 't algemeen lui en lafhartig, en hebben ook de rijke opbrengst des gronds slechts op te rapen. Hunne bedrijveloosheid onderscheidt hen wezenlijk van de Indianen op de hoogste bergvlakten, welke de noodzakelijkheid werkzaam maakt, en van de noordelijke Indianen, de bravoos, de zwervelingen, die van roof leven en nooit vaste woningen bezitten.
De twee Spanjaarden vonden in dit dorp slechts eene matige herbergzaamheid. De Indianen, die hen als hunne oude verdrukkers beschouwden, waren hen niet gunstig gezind. Daarbij hadden twee andere gelukzoekers het dorp reeds bezocht en de weinige levensmiddelen, die er waren, in beslag genomen.
De Luitenant en zijn gezel legden zich in eene oude hut neder en braadden een schapenbout tot hun avondmaal. De honger deed dien heerlijk smaken, en de vermoeijing triumfeerde, bij welgevulde maag, over de hardheid van hun leger en de beten der Amerikaansche muggen. Spoedig sliepen zij in; doch martinez riep gestadig, in benaauwde droomen, nu eens den naam van jacopo, dan weder dien van pablo uit.
| |
| |
| |
III.
Den volgenden dag werden de paarden met zonsopgang gezadeld, en de reizigers, hunnen togt voortzettende langs de half gebaande paden, die het land al kronkelend doorsnijden, trokken oostwaarts de morgenstralen die hen vrolijk beschenen te gemoet. Hunne reis ving onder goede voorteekenen aan; en zonder het norsche zwijgen van den Luitenant, dat zeer bij de vrolijkheid van josé afstak, zou men hen voor de eerlijkste menschen van den aardbodem hebben gehouden.
De grond begon meer en meer te rijzen en verminderde hunnen spoed; de overgroote vlakte van Chilpanzingo, onder de schoonste luchtstreek van geheel Mexico gelegen, deed zich weldra voor hen op. Deze streek, die tot de gematigden behoort en 1500 Ned. ellen boven de oppervlakte der zee is gelegen, kent noch de hitte der lagere landen, noch de koude der hoogere gewesten. Deze oasis regts latende liggen, kwamen zij aan het dorpje San-Pedro, vanwaar zij, na een paar uren rustens, zich naar de kleine stad Tutela-del-Rio begaven.
- Waar zullen wij heden vernachten? - vroeg martinez.
- Te Tasco... eene groote stad, bij deze buurten vergeleken.
- Is er eene goede herberg?
- Een goed bed, in een schoon klimaat. - De zon brandt er minder dan aan de kust... men nadert zoo zachtjes aan de ijskoude op de toppen van den Popocatepetl.
- Wanneer zullen wij de gebergten over zijn?
- Overmorgen avond, en dan kunnen wij meteen het einde van onzen togt zien!... Eene gouden stad... Weet gij wat ik denk, Luitenant?
Martinez zweeg.
- Ik denk er over na, wat er wel van onze officieren kan geworden zijn.
Martinez rilde.
- Zwijg! - zeide hij. - Wie weet dat!
| |
| |
- Ik zou gaarne gelooven dat ze van honger zijn omgekomen. Ook zijn er nog al in zee gevallen, en in deze wateren is eene soort van haaijen, tintoreaas, die den baders geene gratie bewijzen. Santa maria! als Kapitein orteva herleefde, zou 't waarschijnlijk in den buik wezen van zulk een smulpaap!
- Zult ge zwijgen, ellendige! - riep martinez uit, geheel buiten zich-zelven.
- Uwe scheldwoorden zijn tamelijk verkeerd geplaatst. Nu, we zullen van iets anders spreken. Als ik oud word, zal ik in dit heerlijke land van Mexico gaan wonen. Men krijgt er volle lagen van ananassen en bananen, en men strandt er op ondiepten van goud en zilver.
- Zijt ge dáárom een verrader geworden? - vroeg martinez.
- Waarom niet, Luitenant? - 't was eene zaak van geld.
- Zoo? - sprak martinez, verachtelijk.
- En gij dan?
- Ik... 't Was bij mij eene zaak van eer! De Luitenant heeft zich op den Kapitein gewroken!
- Zoo? - sprak josé, even verachtelijk.
Beiden waren elkander waardig, en wogen hunne naauwgezetheid af naar het gewigt hunner driften.
- Stil! - riep martinez, op eens zijn paard inhoudende. - Wie zijn daar ginds?
José rees op in zijne stijgbeugels, zag rond en antwoordde:
- Niemand.
- Ik heb daar toch een man gezien.
- Verbeelding!
Martinez reed op het boschjen af, waarin hij meende de verschijning gezien te hebben. Toen hij was afgestegen, zag hij eene slang wier kop met een steen was verbrijzeld, en wier stuiptrekkend ligchaam zich nog kronkelde en oprigtte alsof 't nog leefde.
- Hier was dan toch iemand - sprak hij, naar alle kanten rondziende - maar wie?
| |
| |
- Wat denkt gij? - vroeg josé.
- Laat ons maken, dat wij vooruitkomen! - antwoordde martinez.
Zij draafden voort langs de oevers van de Mexala. Weldra verkondigden eenige rookwolkjes de nabijheid van woningen en het stadje Tutela-del-Rio vertoonde zich; maar het verlangen om vóór den nacht Tasco te bereiken, deed hen maar kort daar vertoeven.
De weg werd nu steiler, dies moesten de paarden doorgaans in den stap blijven; hier en daar zagen zij voor 't eerst olijvenboschjes; er ving een merkbaar onderscheid aan in den grond, de luchtgesteldheid en den plantengroei.
't Werd avond. Martinez reed op een korten afstand van zijn makker en gids, die te midden der duisternis met moeite den weg herkende. De Luitenant volgde eenigzins angstig zijn reisgenoot. Heimelijke wroegingen benaauwden zijn hart en gaven telkens aan de voorwerpen rondom hem afgrijselijke gedaanten, zoodat hij gestadig meende orteva voor of naast zich te zien.
De avond was nu geheel gevallen. De reizigers reden zonder zich op te houden, door de dorpjes Contepec en Ignala en kwamen te Tasco, eene, gelijk josé gezegd had, aanzienlijke plaats in vergelijking van de ellendige gehuchten welke zij nu achter zich hadden. Aan de eerste herberg stegen zij af, gaven hunne paarden aan een stalknecht over, en traden in de voornaamste kamer, waar eene tafel gedekt stond. Welhaast verkwikten zij zich aan een maaltijd, heerlijk voor de inlanders, doch welke de honger voor den Europeër, zoo lang hij er niet aan gewoon is, kruiden moet. Hij bestond uit kuikens in eene zee van vet zwemmende, rijkelijk van groene piment voorzien; rijst met roode piment en saffraan toebereid; gevogelte met olijven gevuld; drooge rozijnen, en gesuikerde pompoenen, alles vergezeld van tortillaas: koekjes van mais gebakken. Na den maaltijd deed de vermoeijenis hen spoedig inslapen.
| |
| |
| |
IV.
De Luitenant ontwaakte den volgenden ochtend het eerst, en wekte josé.
- Welken weg zullen wij nemen? - vroeg martinez.
- Kies zelf. De eene gaat door Zacualican, Tenancio en Toluca, vandaar is de weg naar Mexico zeer schoon. Men is dan de Sierra-Madre overgetrokken. De andere gaat een weinig oostwaarts, maar voert ook naar de fraaije gebergten van Popocatepetl en Iztaccihuatl. Van den hoogsten bergtop af is 't of men Mexico met de hand kan bereiken. Eene heerlijke wandelrid van 15 mijlen langs eene hellende vlakte.
- Dan kies ik den laatsten.
Zij deden hunne paarden zadelen, vulden hunne mochillaas of zakken, die een deel van het zadeltuig uitmaken, met maïs-koeken, granaat-appelen en gedroogd vleesch, daar 't te voorzien was, dat er op de bergen niet veel zou te bekomen zijn; bestegen hunne rossen, en sloegen regts af.
In de vlakte die zij nu doorgingen, 1500 ellen boven 't waterpas der zee, vermengen zich de planten, sedert de verovering ingevoerd, met de oorspronkelijk Mexicaansche; korenvelden breiden zich over deze vruchtbare oasis uit, waar alle Europesche granen tieren. Amerikaansche en Fransche boomsoorten vermengen hier hunne takken en gebladerte; de bloemen uit de Oosterlanden kleuren het groene tapijt der vallei, nevens de viooltjes, de korenbloem, 't elzenkruid en de madeliefjes der gematigde luchtstreken. Ook de harstgevende heesters brengen hier en daar afwisseling in het bekoorlijke landschap, en de geur der zoete uitwasemingen van de vanille, in de schaduw van den balsemboom wassende, streelt er de reuk. Ook bevonden de reizigers zich wèl in deze temperatuur van 20 tot 22 graden, gemeen aan de luchtstreken van Xalapa en Chinpanzingo, welke men de Tierras templadas noemt. Zij stegen meer en meer op de bergvlakte van Anahuac, en beklommen de keten die de vlakten van Mexico insluit.
| |
| |
- Dat is de eerste der drie stroomen die wij over moeten. - sprak josé. - Op mijn eersten togt was hij droog.
Inderdaad, eene rivier in eene diepe bedding besloten, vormde een afgrond onder de voeten der reizigers, en langs eene vrij zachte helling, in de rots uitgehouwen, bereikten zij eene waadbare plaats. Als de regentijd deze stroomen doet zwellen, vereenigen zij zich met de rivier Ixtolucca, die tusschen de groote gebergten vloeit.
- Heeft men in deze eenzaamheid niets te vreezen?
- Niets, of 't moest een Mexicaansche dolk zijn.
- 't Is waar. - antwoordde martinez. - De Indianen van deze hoogten zijn, door overlevering en gewoonte, trouw aan hunnen ponjaard. Welk een aantal namen hebben zij voor hun geliefd wapen: estoque, virdugo, puna anchillo, beldoque, naraja; de naam is hun zoo snel op de tong als het moordtuig in hunne hand.
- En zoo veel te beter, Santa maria! Wij vreezen de onzigtbare kogels niet der lange karabijnen; en toch ken ik niets verdrietiger dan niet te weten wie u het licht uitblaast.
- Welke zijn de stammen die deze bergen bewonen? vroeg martinez.
- Wie zou de onderscheidene volken van Mexico kunnen bepalen? Alle landen hebben tot de bevolking van dit Eldorado bijgedragen. Denk eens aan de kruizing der rassen! Men vindt hier de Mesties, geboren uit een Spanjaard en eene Indiane; de Castisa van eene Mestische vrouw en een Spanjaard; de Mulat van eene Spaansche vrouw en een Neger; de Monisque van eene Mulattin en een Spanjaard; de Albino van eene Monisque en een Spanjaard; de Tornata van een Albino en eene Spaansche; de Tintinclaire van een Tornata en eene Spaansche; de Lovo van eene Indiane en een Neger; de Caribujo van eene Indiane en een Lovo; de Barsino van een Coyote en eene Mulattin; de Grifo van eene Negerin en een Lovo; de Albarazado van een Coyote en eene Indiaansche; de Chanisa van eene Mestiesche en een Indiaan; de Mechino van een Lova en eene Coyote; zon- | |
| |
der nog de schoone blanke goeletten te rekenen, door meer dan één vrijbuiter aangeklampt.
José sprak waarheid. De vermenging der rassen in deze streken loopt in het oneindige. Maar in spijt van 't belangrijke zijner inlichtingen moest de spreker zien, dat zijn reisgezel weder in zijn verdrietige stemming verviel. Hij verwijderde zich gaarne van dien reisgenoot, wiens tegenwoordigheid hem scheen te hinderen.
De twee volgende bergstroomen waren droog en stelden de reizigers eenigzins te loor, die gerekend hadden er hunne paarden te zullen drenken.
- Daar staan we nu zonder water; - sprak josé - doch 't kost ons maar een kleinen omweg. Ginds ziet gij een boom tusschen de eiken en olmen, dat is een ahuehuell, aan zijnen voet vindt men doorgaans water.
Zij reden er heen, en vonden den boom; doch van water geen spoor meer, en het platgetreden gras en kruid droeg sporen van voetstappen, die er, nog niet lang gelang geleden, op schenen gedrukt te zijn.
De twee booswichten zagen elkander verwonderd aan, en werden onwillekeurig stil. Na eenige spijze uit hunne mochillaas genuttigd te hebben, rigtten zij zich oostelijk naar Cuernavaca.
Het land toont daar een ander voorkomen, en in 't verschiet de reusachtige bergtoppen, wier hooge kruinen de wolken, door de zee aangevoerd, tegenhouden. Het fort Cochialcho, van de oude Mexicanen afkomstig, en dat eene oppervlakte van 9000 vierkante ellen beslaat, lag in de verte voor hen. De reizigers trokken op den ontzaggelijken kegel af, die het tot grondslag dient en met grillige bouwvallen gekroond is. Na hunne paarden aan een boom gebonden te hebben, klommen zij naar den top des kegels, om de rigting van den weg te verkennen.
De vallende nacht omgaf hen weldra met zijne nevelen, die fantastische vormen leenen aan de omtrekken der voorwerpen. Het oude fort lag daar in de gedaante van een gebogen stier, en martinez staarde er op met
| |
| |
ontruste blikken, alsof zich een spook op de gestalte des ingebeelden monsters aan hem vertoonde. Eensklaps verhief zich vol schrik op zijne groote vlerken een ontzaggelijke nachtvogel met een akelig gekrijsch, en een stuk van de rots losgeraakt, viel en stortte, alles in zijn val verpletterend, in de diepte der vallei neder.
- Santa maria! Welk een bergval! - riep josé uit. - Laat ons zien hoe 't gesteld is met onze paarden!
Zij hadden spoedig de lagere vlakte weder bereikt, waar een breed spoor van vernieling den weg van het rotsblok aanwees; maar vonden hunne paarden, met den boom, waaraan zij bevestigd waren geweest, onder de gevallen steenmassa verpletterd en begraven.
Martinez sidderde. De verpletterde slang, het weggenomen water, deze steenval, alles toonde hem eene wreekende magt, die hem vervolgde. Met waanzinnige blikken op josé starende, vroeg hij dien:
- Waarom spreekt ge weder van Kapitein orteva? - Ik vraag u: waarom? - voegde hij er bij, met bevende lippen, en een gelaat zoo afschuwelijk, dat josé terug trad.
- Ik raad u aan, Luitenant! geene gekheid te maken. - sprak deze. - Een laatsten groet aan onze beesten en dan op weg! Het is hier niet goed als de oude berg zijn manen schudt. Het ongeluk ligt er nu toe, en wij moeten onze beenen gebruiken. Verlaat u op mij; wij moeten trachten vooruit te komen.
In het midden van den nacht kwamen zij te Cuernavaca; maar vonden er geene paarden, en vervolgden dus bij het aanbreken van den dag te voet den weg naar het gebergte Popocatepetl.
| |
V.
De koude werd streng en de plantengroei hield op. Deze bijna onbeklimbare hoogten behooren tot de bevrozene luchtstreken, tierras frias. Reeds staken de dennen, die armoedige bewoners der nevelige wereldgewesten, hunne drooge armen tusschen de dorre takken der
| |
| |
laatste eiken, en de beken vloeiden niet langer over den harden half bevrozen grond.
Reeds gedurende zes uren worstelden de booswichten met moeite voort; zoowel hunne handen als hunne voeten aan de scherpe rotskanten openscheurende. Afgemat zonken zij eindelijk neder, en josé bereidde eenig voedsel.
Zij hoopten te Aracopistla, een dorp in de bergen als verloren, eenig middel van vervoer te zullen vinden; maar hunne teleurstelling was des te grooter toen zij er niets vonden dan dezelfde armoede en onherbergzaamheid als te Cuernavaca. Toch moesten zij voort over den hoogen kegel, die zich tot in de wolken verheft. Hunne blikken verwarden in de nevelen als zij naar de kruin opzagen, en het pad was dor genoeg om er wanhopend bij te worden. Aan alle zijden waren afgronden, en duizelingwekkende diepten gaapten naast hunne schreden. Zoo trokken zij over een gedeelte van den berg, door de Indianen de rookende rots genaamd. Breede kloven deelen zijne stijle glooijingen, en plotseling ontstaan er dikwerf nieuwe scheuren in zijne losse korst. Sedert josé hier nog eenmaal gezworven had, was de oppervlakte door uitbarstingen, en ook door zware regens of andere oorzaken, geheel van gedaante veranderd; zoodat de schier onbruikbare paden telkens werden afgebroken, en hij ten laatsten volstrekt geen spoor meer wist te vinden. Angstig stond hij nu en dan stil; want uit de ingewanden van den berg klonk een dof geloei.
De zon daalde ter kimme en zwarte wolken kondigden storm en onweders aan. Alle sporen van plantengroei hadden opgehouden, hier en daar stonden nog slechts enkele dennen op de rotsen, met eeuwige sneeuw hedekt.
- Ik kan niet meer! - riep josé uit, en zette zich neder om adem te scheppen. - Dat de duivel mij hale als ik den weg in dezen doolhof meer weet!
De regen begon in groote droppels te vallen, en een doffe donder, twintig malen door de echoos van 't gebergte herhaald, kondigde het naderen des onweders aan.
| |
| |
- Als wij den berg over zijn, wat zullen we dan zien? - vroeg martinez.
- Mexico links, la Pueblo regts, en vóór ons in de diepte den goeden weg; als wij er maar komen kunnen.
De matroos sprak de waarheid. De vlakte van Mexico is door een onmetelijk vierkant van bergen als met een ringmuur omgeven; het is eene uitgestrekte ovale kom, achttien mijlen lang, twaalf breed, en zeven-en-zestig in den omtrek. Als de reiziger de kruin des bergs heeft bereikt, daalt hij zonder moeite in het dal Anahuac neder en komt er spoedig op een goeden weg, die naar de stad Mexico geleidt. Door lange lanen van olmen en populieren gaande, ontmoet en bewondert hij de cipressen, er door de koningen uit het Astequische Huis geplant, en de schinuus, die naar de treurwilgen van het Westen gelijken. Van afstand tot afstand ziet men bebouwde velden en bloeijende tuinen, terwijl appel-, granaat- en kersenboomen onder den donker blaauwen hemel in het vrije tieren, en hunne vruchten aanbieden.
Maar welk eene inspanning om dit paradijs te bereiken! De donder ratelde welhaast onafgebroken voort, de regen plaste in stroomen neder, en scheen, nu en dan, slechts even op te houden om de echoos van 't gebergte beter te doen hooren. Diepe nacht omgaf de misdadige zwervers zoo ras het licht van den hemel was.
José vloekte bij elke trede. Martinez zweeg; maar in zijne borst klonken stemmen van wroeging, zelfverachting en vrees, die hem deden sidderen.
Weder verlichtte een straal den omtrek, en josé deinsde terug; want hij stond op het punt in een afgrond te stappen. Martinez greep hem aan, en sprak, na eenig zwijgen, kleinmoedig als een kind, met eene gesmoorde stem:
- Ik ben bang!
- Toch niet voor het onweêr?
- Niet voor dat oproer in den dampkring; maar voor het oproer in mijne borst.
- Ja, de Kapitein!... Hij is niet malsch door u bejegend. Nu ik er om denk moet ik lagchen. - hernam
| |
| |
josé; maar hij lachte toch niet; want martinez klemde zich angstig aan hem vast, en ook hij-zelf had eene gewaarwording op zijn schedel, alsof zijn haar ten berge wilde rijzen.
- Lach niet, josé! Bid liever!
- De plaats is niet geschikt om er een preek te houden. Als gij bang zijt sluit uwe oogen en ooren dan digt!
- Ik zie den ongelukkige toch!
- Gezond, of beschadigd?
- Daar komt hij! Hoe gaapt zijne wond! - riep martinez.
En werkelijk toen de bliksem uitschoot stond daar, in heur snel voorbijgaand licht, op eenige voeten afstands, eene gestalte; maar schier op hetzelfde oogenblik zag josé vóór zich een arm, met een dolk gewapend, en eene stem riep: ‘Wraak!’ en eer hij aan tegenstand denken kon, trof hem de vlijm, en hij zonk ineen, om niet weder op te rijzen.
Als door een bovennatuurlijke magt bewaard en gedreven vlugtte martinez, en ontkwam schier wonderdadig voor ditmaal aan zijne doodelijke vervolgers.
Een oogenblik later stonden twee mannen bij het lijk.
- Dat is martinez niet!
- Maar 't is er toch één.
- Doch hoe vinden wij nu den tweeden?
- De schim van orteva zal ons den weg wel wijzen!
En de mannen verlieten de plek. Na eene wijl bijeen te zijn gebleven, verlieten zij elkander in verschillende rigtingen, onder afspraak voor eene herberg in Mexico, wanneer zij elkander in het gebergte niet mogten wedervinden.
Martinez dwaalde als een krankzinnige, blootshoofds, rond. De regen viel in stroomen op zijn brandend hoofd, zonder het te kunnen verkoelen. De pijnboomen schenen zich uit te strekken en neder te buigen, om hem met hunne armen te omklemmen; de rotsen namen monsterachtige vormen aan, en uit hare kolken begonnen hier en daar vuurvlammen op te stijgen. Nu eens klim- | |
| |
mende, dan weêr dalende, telkens vallende, snelt hij, zoo veel de duisternis 't vergunt, voort en voort. Eensklaps hoort hij onder zich 't gebrul van een bergstroom. Het is de Ixtolucca, die vijfhonderd voet lager onder hem kookt. Bij het licht van den bliksem ziet hij op eenigen afstand eene brug over de rivier hangen. Die brug, door den wind geslingerd, zweeft als een draad over de ruimte; maar zij opent toch den eenzamen misdadiger een weg tot verdere vlugt.
Zich met de kracht der wanhoop aan de lianen vasthoudende, die langs dit luchtpad eene soort van leuning vormen, kruipt hij voort, en nadert onder geweldige inspanningen de overzijde; doch zie, daar staat, als een spook, te midden der akeligheden die hem omringen, eene menschelijke gedaante in hare volle lengte, hem dreigend te wachten.
Alle moed is uit zijne ziel geweken. In doodsangst wendt hij zich om en wil terug; maar op het midden der brug staat eene tweede gedaante, en verspert hem den weg, terwijl de andere hem volgt, zoodat hij van alle zijden is ingesloten.
- Wat wilt ge van mijl? Wie zijt ge!? - roept hij uit.
- Kent gij pablo, den pleegzoon van orteva nog? - zegt de eene.
- Ik ben jacopo. - zegt de andere.
- Landverrader! Gij zult te Mexico geen geld opstrijken voor de bodems door u geroofd!
- Oog om oog; tand om tand; leven om leven, moordenaar! In den afgrond onder uwe voeten vindt gij uw graf!
Daar klonk het geknal van twee pistoolschoten door het geratel des onweders heen. Alle hoop op 't behoud eens levens, waaraan hij gehecht was, verloren ziende, dacht hij zijne vervolgers neder te vellen; maar de duisternis, het beven van zijne hand, en hooger bestiering vooral, deden de schoten missen. Nu grepen pablo en jacopo hem aan. Zij wilden hem, over de leuning der brug heen, in den stroom werpen, die onder hen voortbruiste; maar de doodsangst verdubbelde de krachten des booswichts, en nu had er een tooneel plaats, waarvan wij niet beproeven zullen eene schets te geven. - Ontzettende gedachte! - Drie menschen worstelende midden op eene brug, die hoog in de lucht boven een 500 voet diepen afgrond slingert, en elk oogenblik dreigt
| |
| |
te bezwijken onder het gewigt der worstelaars, of onder de kracht hunner pogingen, om zich aan hare zwakke leuningen vast te klemmen. Heviger en heviger kraakt het gevaarte, en schijnt telkens op het punt om de vracht, die haar bezwaart, door de brekende leuningen heen, af te werpen, of zelve te bezwijken, en met het razende drietal in den afgrond neder te tuimelen. En de worsteling duurt lang. Meer dan eens is de jeugdige pablo op het punt door martinez over de leuning geworpen te worden; meer dan eens loopt hij-zelf gevaar, onder den vereenigden aangreep van pablo en jacopo beiden. Inmiddels spelen dolken en messen daarbij hun bloedig spel; wonden uitdeelende in menigte, zonder het leven te vernietigen. Maar het lot des misdadigers was bij Hooger beslist, en geen verzet is bij magte de uitvoering van de taak der bestemde wrekers te verhinderen. Eindelijk gelukt 't hen den booswicht op te heffen, en naar buiten te werpen; doch in zijn val grijpt hij de leuning der brug nogmaals aan, en hangt nu aan zijne handen boven den peilloozen afgrond, in welken neder te storten de dood is. Nu smeekt hij: ‘genade!’ en bidt om zijn leven, en biedt al zijne bezittingen aan, om hen te vermurwen; maar te vergeefsch! Zij spannen het uiterste hunner krachten in, om zijne handen los te wringen, die vast bestorven zijn aan het leuningwerk; doch ook nu moet het blanke wapen het werk der wraak helpen voltooijen. En zoo stort dan ten laatste de gestrafte moordenaar neder, in zijn langdurigen val een kreet slakende van smart, wanhoop en ontzetting voor de toekomst, die niet is te beschrijven; maar door pablo en jacopo nooit vergeten werd, en thans hen deed ijzen en verstijfd staan, en, door de echoos der bergen herhaald, denken deed aan duivelen, die den spot dreven met de wanhoop des gestraften, of toeschoten om zijne ziele op te vangen en naar
hunne duistere verblijven te voeren.
- Orteva is gewroken! - sprak pablo.
- En Spanje! - voegde jacopo er bij.
Zoo ontstond, door misdaden, die voor de bewerkers geene vruchten droegen, de zeemagt der Mexicaansche Republiek. Mexico nam de twee bodems in beslag, en behield die, zonder koopschat te betalen, en zij werden de kern der kleine vloot, die later Texas en Californië aan de zeekasteelen der Vereenigde Noord-Amerikaansche Staten betwistte. |
|