Bladvullingen.
Toen de Nationale Conventie het besluit nam, om nimmer met een vijand te onderhandelen, zoo lang hij den voet had op Fransch gebied, riep het Lid mercier uit: ‘Hebt gij dan een verdrag gesloten met de overwinning?’ - ‘Neen;’ antwoordde het Lid bazire, ‘maar wij hebben een verdrag gesloten met den dood!’
Een voornaam Bankier verzocht een beroemd Schrijver om een paar regels in zijn album. Deze nam het albumblaadje, en schreef: ‘Leen mij honderd louis d'or, en vergeet mij voor eeuwig.’
Een jongeling getroffen door de schoonheid en het zedig en beminlijk voorkomen eener jonge juffer, die in de kerk naast hem zat, bood haar, toen de tekst was opgegeven, zijn bijbel aan, opengeslagen bij den Tweeden Brief van johannes; terwijl hij met den vinger wees op het 5de vers. De maagd bloosde, maar nam den bijbel aan, en gaf dien, na eene wijle zoekens in het Oude Testament, met aandoening terug, opengeslagen bij het Eerste Hoofdstuk van het Boek van ruth, en wijzende met den vinger op het 16de vers. Eenige maanden later werd in dezelfde kerk hun huwelijk ingezegend.
Minder gelukkig liep het af toen de Generaal walrave, tot levenslange vestingstraf veroordeeld, den 88sten Psalm uitschreef, en dien bij wijze van rekwest zond aan frederik den Grooten. Het kort maar voor hem vreeselijk antwoord des Konings was eenvoudig: ‘Zie Psalm 101.’
De Schilder david stond onbekend onder de menigte voor een zijner schilderijen op de Tentoonstelling, en terwijl ieder het stuk roemde en verhief, zag hij er één, die voerman scheen te zijn, met een verachtelijk opgetrokken lip, en spotachtigen blik, zwijgend voorbijstappen. - ‘Dat stuk behaagt u niet.’ sprak de schilder. - ‘Neen, waarachtig niet.’ - ‘Het is toch een stuk dat veel bijval vindt.’ - ‘Omdat de kijkers even dom zijn als de schilder-zelf. Die ezel schildert een paard welks bek vol schuim staat, zonder dat 't een gebit aanheeft.’ - David zweeg, en zoo ras de zaal der Tentoonstelling was gesloten, greep hij zijne penseelen, en nam het schuim weg.