méér gaat, den geheelen arbeid toe en vond, dat de Prins er slechts wat aan verknoeid had.
Maar deze vaas, en eenige andere, te Burgos de aandacht getrokken hebbende, verzocht de Aartsbisschop, een groot kenner, aan Don juan, om zijnen beschermeling een servies te bestellen, dat zeer fraai moest zijn, en met duizend piasters betaald zoude worden.
De Prins deed dat, zeggende: - Gij hebt vier maanden tijd. Werk goed, en volg deze schets. Intusschen ga ik Catolië ten onder brengen.
Als overwinnaar teruggekomen ontving de Prins het nietswaardige schilderwerk van triaz en bood het in zijne tegenwoordigheid den Aartsbisschop aan, doch voegde er, tot verwondering van den kladschilder, een tweede bij, van bewonderenswaardige schoonheid.
- Onze kunstenaar - zeide hij tot den Prelaat - heeft er twee vervaardigd. Dat uwe Genade kieze!
- Hij heeft mijn smaak op de proef willen stellen. - sprak deze, glimlagchende. - Het eene is 't werk van een gemeen werkman, terwijl 't andere het werk is van een volmaakt schilder. - Hij koos dus het fraaiste en verzocht triaz er zijn teeken op te zetten; maar nu schreef de Prins er op: Don juan van Oostenrijk. Het schilderwerk was inderdaad van hem; hij had het tusschen twee veldslagen gemaakt.
De Aartsbisschop stond verbaasd, en josé als verpletterd.
Toen sprak Don juan: - De duizend piasters zijn voor u; maar ik eindig mijne lessen met deze laatste: om als een Vorst te leven, moet men vorstelijk weten te werken. - Die les ging, gelijk de andere, verloren. De onverbeterlijke triaz leverde niets goeds, en leefde tot zijn einde toe op 's broeders kosten, die nog menig broddelwerk van hem verbeterde, of zelf werken maakte, waarvan de kruk zich de verdienste toeëigende, en de opbrengst genoot. Maar de geschiedenis heeft den naam van josé bijna vergeten, terwijl carrono schrijft: ‘Als Don juan niet voor het purper ware geboren, zou hij de koning der kunstenaars zijn geweest.
Minder gelukkig als Veldheer en Staatsman werd hij door turenne te Duins en door Pater nitard in den Raad der Regentes verslagen. Eindelijk Eerste Minister van zijn broeder karel II geworden, bezweek hij onder den reuzenärbeid, om Spanje, door heirscharen van monniken uitgemergeld, uit zijn verval op te heffen, en werd begraven in de Cathédrale te Burgos; waar zijne tombe, den Vorst en den kunstenaar waardig, nog in wezen is.
(Naar c. de chatouville.)