Lettice Arnauld. Novelle door de Schrijfter van: ‘Montsorel, en. Wyndham’ enz. Te Utrecht, bij W.H. van Heyningen. 1850. In gr. 8vo. 256 bl. f 2-40.
Wij nemen gaarne de voortbrengselen der Engelsche Muze in handen. Hoe veel waars, schoons en goeds is ons Vaderland van onze Overzeesche buren toegevloeid. Wat leverden dumas, george sand, sue en vele anderen, dat waardig is vergeleken te worden met de meesterstukken van walter scott, bulwer, cooper, dickens en zoo vele Engelsche Schrijvers, meer dan wij noemen kunnen? Ook dit is weder een verhaal, dat men lezen kan zonder dat het zedelijk gevoel geweld wordt aangedaan, zelfs wanneer men zijn gemoed aan godvruchtiger lectuur heeft verkwikt. Beproef 't daarentegen eens, na het lezen der lijdensgeschiedenis, een hoofdstuk uit de ‘Monte Christo’, of den ‘wandelenden Jood’ te lezen! Het werk is van eene vrouw, vooral over vrouwen, en zij is onder vrouwen in hare wereld; doch 't zijn geene listige of booze, die u verschrikken, maar deugdzame, die gij lief krijgt, en van welke men iets leeren kan, en noode afscheid neemt; terwijl ook anderen, die er tegenover staan, niets overdrevens hebben.
De heldin van deze Novelle is een waar beeld van zielenadel. Het lieve meisje toont hoe men zich boven den druk der armoede kan verheffen. Zij wordt jufvrouw van gezelschap, of liever vriendin des huizes in eene geachte familie, waar honderd anderen 't geen zes weken zouden hebben uitgehouden. Van haar kan men leeren, hoe een lastig humeur ontwapend wordt. Lettice en hare zuster myra leveren de tegenstelling.