Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1851
(1851)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 649]
| |
zeer goed uitgevoerd, behalven de vignetten, die naar ons gevoelen lelijk zijn. Wie het werk begint te lezen zal het niet spoedig weêr digtslaan, al kan hij zich niet met de zienswijze van den Schrijver vereenigen. De Heer hoek boeit de aandacht door zijne menschenkennis, door de losse ongedwongenheid waarmede hij vertelt, door de vaste hand waarmede hij zijne karakters en tafereelen schildert, en door de levendigheid waarmede hij de gesprekken doorvoert. De handeling is vol gang; niet overdreven om effect te maken, maar natuurlijk en ongezocht, en de vorm is onberispelijk. De inhoud en de strekking van het werk zullen toegejuichd en bewonderd, maar ook tegengesproken en afgekeurd worden; ja, menig gemoedelijk lid van de Hervormde belijdenis welligt zeer doen en bedroeven. Het ligt niet op den weg van dit Tijdschrift zich op het glibberig terrein der Theologische geschillen te begeven. Wij melden daarom maar alleen hoe de Schrijver wil doen blijken, dat de Groninger rigting den mensch gelukkig doet leven en zalig sterven. Zoo als die rigting tegenover andere wordt gesteld, begint zij hier ietwat van eene alleenzaligmakende te krijgen; waarover wij ons niet verwonderen, omdat de mensch zich nergens en nooit verloochent. Aan den anderen kant wil de auteur - altoos in de wereld der verbeelding - doen uitkomen, dat vasthouding aan de oude leerbegrippen, zoo als de Hervormde Kerk die uitgesproken heeft, toen zij nog spreken kon, ‘vervloekte stelselzucht is, die 's menschen hoofd verhit en het hart koud en in de strikken der zonde laat,’ en tot huichelarij, geestelijken hoogmoed, liefdeloos veroordeelen van andersdenkenden, enz. leidt. Het spreekt van zelf, dat de roman-schilder alle toestanden kan schetsen naar zijnen zin en smaak. Dus zou een Ultraorthodoxe even gemakkelijk kunnen vertoonen, hoe een strauss de doorgevoerde consequentie is van het liberalisme. Het bewijs ligt aan weêrszijde niet in kracht van redenering of in feiten; maar alleen in fantastische voorstellingen. Men schept een tafereel, | |
[pagina 650]
| |
en brengt uitkomsten van overtuiging voor den dag, die men niet alleen verdicht, maar ook toedicht aan de rigting, die men, zonder ze intellectuëel te wederleggen, in een hatelijk, bespottelijk, of verderfelijk licht stelt. Niets is gemakkelijker, indien men slechts met de noodige menschkunde, en eene vlugge verbeelding is begaafd, en de pen glad over het papier loopt. Billijk achten wij het daarom niet, of zou men het niet als onredelijk en laaghartig vorfoeijen, indien de misdaden, die dezer dagen uit Groningerland in de dagbladen werden medegedeeld, in een romantisch kleed wierden toegedicht aan de rigting der Groninger School, en het tafereel versterkt wierd met het somber beklag, dat in de Predikanten-Vereeniging te Groningen over den godsdienstigen toestand des volks heeft geklonken? Deze polemiek is nog veel kwetsender dan die der redenering. Zij treft het hart, eer het verstand er op verdacht is, en pijnigt den andersdenkende. En wat is de uitkomst? overtuiging? nooit. Verbittering? immer. Maar nog iets: romans worden door allen gelezen. Wat moet de Roomsch-Katholiek denken van het Protestantisme - wat oordeelen over de Hervorming, als hij ziet en hoort beweren door Protestanten, dat de oudere dogmata, waarvoor de Hervormers in den dood gingen, zoo nadeelig zijn voor 's menschen opvoeding en vorming? De Heer hoek heeft een gelukkig talent. Hij kan veel en velerlei nut stichten; maar méér op een zuiver godsdienstig, dan op zulk een Theologisch polemisch terrein. |
|