Twaalf Daguerréotypen, door A. van der Hoop, Jrszn. Te Leiden, bij Jacs. Hazenberg, Cs.zoon. 1851. In 12mo. VIII en 76 bl. f :-90.
Een bevallig boekje, rijk gebonden, op sneê verguld, en versierd met gelithographiëerden titel en vignet, naar eene teekening van den geestigen rochussen. Zeer kort na de uitgave was 't grootste gedeelte der aanzienlijke oplaag reeds verkocht. Dat is wat vreemds, en ten deele zeker te danken aan den ongemeen lagen prijs, en aan den naam des jeugdigen Dichters, en vooral aan zijn gelukkigen inval om ook een paar situatiën uit het Academieleven te daguerréotypéren. Hoe 't zij, de Heer van der hoop heeft reden om voldaan te zijn over het lot van dit bundeltje.
Wij vermelden 't opzettelijk na den bundel van den Heer van zeggelen. ‘Daguerréotypen’ of ‘Kijkjes’: de opschriften verschillen; maar in de zaken is harmonie en de geest is dezelfde. Men vindt hier toestanden uit het leven, van zeggelen als nageschetst; doch niet slaafs; niet met opöffering van eigen oorspronkelijkheid. De Heer van der hoop volgde den Dichter van ‘pieter spa’ en de ‘Huisplagen’ in zijn gelukkigste grepen; maar toch op eigene wijze. Ook deze schetsen zijn vernuftig en piquant. In: Geëngageerd; Aangeteekend; Op reis; Het eerste; Het twaalfde; Geene kinderen; Schoonmaken; Inmaken, geeft hij vrijaadje en huwelijkstooneelen. In: Visschen; Student worden; Promoveren ontvangt men iets uit den jongelings- en Academietijd. Gelijk op alles volgt op deze variatiën van het levensthema, in eene humoristische finale; 't Begraven. Als de dood niet ook eene soort van promotie ware, zouden we den sprong van