Godsdienstige en zedelijke novellen van C.E. van Koetsveld. Tweede Verzameling. Te Schoonhoven, bij S.E. van Nooten. 1830. In gr. 8vo. V en 330 bl. f 3-25.
De bekwame verteller zal met dezen tweeden bundel menigeen verblijden. Die oude kennissen ontmoet, zal den vriendschapsband volgaarne op nieuw aanknoopen. Doch hoe velen zijn er, die nooit een ‘Vergeet mij niet’ of de ‘Aurora’ in handen krijgen. Wat vroeger was bestemd voor pater en mater, wordt nu het gansche konvent aangeboden. Het is een geschenk den man waardig, die het aanbiedt, en belangrijk genoeg om door die het ontvangen van alle kanten niet alleen bekeken, maar ook beschouwd te worden.
Wij vinden hier een veertiental verhalen. De meeste zijn reeds hier en elders en ook door ons beoordeeld. Slechts drie nieuwe bijdragen zijn er bijgevoegd, doch zij beslaan hunne plaats waardig. De Eerwaarde Schrijver heeft van de beoordeelingen, door deze Novellen vroeger uitgelokt, een gepast gebruik gemaakt. Het spreekt wel van zelf, dat niet allen lezers dezelfde verhalen gelijkelijk zullen behagen. Er is daarom ook voor verscheidenheid gezorgd; maar wij zouden ons zeer bedriegen, als niet ieder ons toestemt, dat ‘de St. Pietersberg,’ ‘de kracht van het bijgeloof,’ en ‘eene erftante’ den voorrang verdienen, en dat ‘de ware armen,’ zoo menschkundig geteekend, een juweeltje in dezen bundel uitmaken.
Het is wel waar, dat de Heer van koetsveld nog niet zijne Mastland overtroffen heeft, maar gelukkig de man, die een werk schrijft, dat moeijelijk, zij het ook door hem-zelven overtroffen wordt! Het talent, dat hem dien roem bezorgde, verloochent zich echter nergens. Hij is in 't bezit van eene benijdenswaardige gave, om eenen helderen blik in het leven zoo als het is te werpen, en het aanschouwde zuiver weder te geven. Overigens gelooven wij, dat dezen bundel het bewijs in zich draagt van hetgeen de Schrijver in de Voorrede zegt: ‘Het men-