Het vonnis van de Arrond.-Regtbank te Leyden, waarbij het verzoek van Diakenen der Nederd. Herv. Gemeente aldaar, om toegelaten te worden tot kosteloos procederen, in eene possessoire actie tegen Burgemeester en Wethouderen, ter zake van gewelddadige uitzetting uit het Huiszittenhuis, wordt gewezen van de hand, beschouwd en in al zijne gronden getoetst, door J.F. van Oordt, J.W. Zoon, Hoogleeraar te Leyden. Te Leyden, bij P. Engels. 1849. In gr. 8vo. 28 bl. f :-25.
Ten gevolge der te Leyden gerezen, en, helaas, nog voortdurende geschillen tusschen Burgemeester en Wethouders en den Kerkeraad der Nederduitsche Hervormde Gemeente, is door laatstgenoemden aanvrage gedaan bij de Regtbank, om kosteloos tegen Burgem. en Weth. te mogen ageren. Het vonnis, waarbij dat verzoek wordt van de hand gewezen, wordt in deze brochure door den Leydschen Hoogleeraar onderzocht, be- en veroordeeld. Wij zullen den Schrijver in zijne redeneringen niet volgen. Hij beweegt zich voornamelijk op kerkregtelijk terrein; de vraagpunten van Burgerlijk regt, worden echter evenzeer beschouwd en in hare gronden getoetst.
Elders reeds is, meenen wij, eene opzettelijke beoordeeling van dit geschrift in het licht gekomen.
Wij zouden het met den Schrijver eens zijn, dat de Regtbank in hare conclusie gedwaald heeft, maar geloo-