Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1851
(1851)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 175]
| |
de Staatsinrigting van een volk is, hoe vollediger en onbekrompener de inrigtingen van opvoeding en onderwijs voor de Staatsburgers moeten zijn.’ Een gulden boekje, waarin eene menigte waarheden worden gezegd; die èn in het hoofd èn in de ziel van alle ouders behoorden te heerschen, die hunne kinderen liefhebben; waarheden, die alle opvoeders moesten beoefenen, en de Landsregering wel ter harte mag nemen. - Wil men weten, wat er in staat? Zie hier de inhoud der afdeelingen: 1o. Staats- en Volksbelang omtrent de verbetering der volksopvoeding, naar de behoeften van den tegenwoordigen tijd. 2o. Treurige gevolgen van de gebrekkige volksopvoeding, inzonderheid wat de ligchamelijke opvoeding betreft, bij verschillende volken. Uitspraken dienaangaande bij beroemde mannen. 3o. De toestand der opvoeding, inzonderheid der ligchamelijke opvoeding, bij de laagste volksklassen en in weeshuizen enz. Belangen van den Staat daarbij. 4o. Toestand er van bij de hoogere klassen. Treurige gevolgen er van enz. 5o. Toestand er van voor meisjes tot de hoogere standen behoorende. Treurige gevolgen enz. 6o. Wat te doen staat om de gebreken in de opvoeding vooral ten opzigte van het ligchaam te bevorderen. 7o. Staatsbelang omtrent de algemeene invoering der Gymnastiek enz. Met blijdschap zag Referent aan het einde van het Voorberigt, dat de inteekenaren talrijk zijn; waardoor het dus in veler handen is gekomen, en tevens naar wensch zal hebben bijgedragen tot de verzorging van verwaarloosde kleine kinderen, op de Zuider-Bewaarschool te Groningen: het weldadig doel des achtingwaardigen Schrijvers. Ten einde hen, die er niet op mogten hebben ingeteekend en het ook nog niet hebben aangekocht, tot 't laatste, zoo mogelijk, over te halen, laten wij hier een gedeelte van den aanvang volgen. ‘De lagere scholen zijn zedelijke en burgerlijke volkswaarborgen, zoo lang zij de algemeene beschaving van den mensch bedoelen. Waar men ze verwaarloost, waar men hare verdedigers laat verhongeren, hare heiligheid | |
[pagina 176]
| |
niet acht, daar wast het onkruid, dat men gepeupel noemt, en een geheel volk kan er aan sterven. Treffende waarheid! Wie kan ze loochenen? Zij verdient in onzen tijd meer dan ooit ernstige behartiging, wegens de streving der volken naar meerdere vrijheid en het erlangen van dezelve. Ja, nu vrijheid het wachtwoord der volken is geworden, dat luide langs den aardbodem galmt, en waar het tot dus verre nog in den boezem wordt gesmoord, zich weldra, trots legioenen krijgers, trots het gedonder van kanonnen, zal laten hooren; nu hier meer, daar minder is toegegeven aan de - niet zelden onbeschaamde en verderfelijke - eischen van verschillende volken, nu roept ieder verlicht en beschaafd volksvriend de regeringen toe: waakt! waakt voor eene doelmatige volksopvoeding; want de tegenwoordige jeugd zal het toekomstige volk zijn! - Dit geldt ook het rustige Nederland, dat door den drang der tijden en omstandigheden thans eene nog ruimere vrijheid is ten deel gevallen. Wat die geschonkene en den vorsten afgedwongene vrijheden over de aarde zullen brengen, dat weet de eeuwige Wereldbestuurder alléén, die het lot van volken en vorsten in Zijne hand heeft; maar dit staat vast, dat dáár geen zegen en voorspoed te wachten is, waar de volksopvoeding niet met hart en ziel wordt beschermd, en gewijzigd naar de behoeften van den Staat, tot heil des volks. Door de volksopvoeding moet men den staatsburger geschikt maken, om de vrijheid, met wijsheid en mildheid verleend, aan te wenden tot algemeen welzijn. In tegengesteld geval zal de vrijheid eens volks door in- en uitwendige vijanden in gevaar worden gebragt en op den duur niet bestaanbaar blijven. De bewijzen hiervoor behoeven niet ver gezocht te worden. Naauwelijks zijn toch door verschillende regeringen, grootere vrijheden en regten verleend; naauwelijks hebben verschillende volken zich met geweld losgerukt van hunne onderdanigheid aan het wettiglijk gezag en zich-zelven, met het zwaard in den vuist, vrijheden verschaft, of reeds wordt het bewezen, dat die vrijheden niet bestaanbaar zijn, als het volk niet heeft | |
[pagina 177]
| |
geleerd, waarin ware vrijheid bestaat, en waardoor deze alleen bij een volk kan worden ontwikkeld; als het niet begrijpt, dat de eigenlijke vrijheid van een volk geboren wordt uit zedelijke beschaving en reine godsvrucht, en zij dus niet van buiten door het zwaard en barricades kan worden aangebragt, maar uit het zedelijk gemoed der menschen zelven moet geboren worden. Hoe zal nu een volk tot zoodanige zedelijke en godsdienstige beschaving geraken, zonder eene met zorg geregelde volksopvoeding, zonder de geheele kinderbevolking alzijdig te vormen in goed ingerigte staatsscholen, aan welker hoofd bekwame, ijverige, beschaafde en voor den Staat verantwoordelijke mannen zijn geplaatst, die in staat zijn den kinderen eene Christelijk-zedelijke opvoeding te kunnen geven, onder het aanleeren van gepaste kundigheden (zonder nogtans de godsdienstige leerbegrippen van de ouders te kwetsen); over welke kundige en praktische mannen het opzigt houden, die den onderwijzer kunnen voorlichten en den verderen bloei van het onderwijs, door hun zedelijk en verstandelijk overwigt, bij voortduring kunnen en ook met lust en liefde willen bevorderen. De vrijzinnigste staatsinrigtingen verliezen bij een volk het spoedigste haar gewigt en haren steun, wanneer in het gebied van volksonderwijs en volksopvoeding onedele dwang, eenzijdigheid en bekrompenheid van geest heerschen. Het kan niet te dikwijls worden herhaald: ‘dat er geen volksgeluk zonder welvaart, geen welvaart zonder zedelijke en maatschappelijke ontwikkeling, geen zedelijke kracht zonder opvoedkundig onderwijs bij een volk kan bestaan: eene voortdurende materiële kracht bij eene natie is ondenkbaar zonder den invloed van zedelijkheid en beschaving.’ |
|