| |
J. Kramers, Jz. Geographisch-Statistisch-Historisch Handboek, of Beschrijving van het wetenswaardigste uit de natuur en geschiedenis der aarde en harer bewoners; uit de beste en nieuwe bronnen zamengesteld. Iste Deel met twee uitslaande platen XX en 644 bl. en een Register over de beide Deelen van CXX bl. IIde Deel VIII en 715 bl. Te Gouda, bij G.B. van Goor. 1849. In gr. 8vo. f 12-:
Een veelomvattende titel; doch wat de titel belooft, vindt men inderdaad in het belangrijke werk, dat wij aankondigen. Wie met het meest wetenswaardige uit de natuur en de geschiedenis wenscht bekend te worden, zal deze Beschrijving, wanneer hij met aandacht leest, gewis niet onvoldaan uit de hand leggen, en, als hij er zich mede gemeenzaam maakt, later met gemak het werk in vele gevallen kunnen raadplegen.
In de Algemeene Inleiding handelt de Heer kramers, kort en duidelijk, over den starrenhemel. ‘Ofschoon het getal der sterren,’ zegt hij, ‘spreekwoordelijk als ontelbaar wordt aangenomen, zoo geldt dit toch alleen van de oneindigheid der in het wereldruim werkelijk voorhandene hemelbollen, waarvan wij, ook met de beste
| |
| |
verrekijkers, veelligt slechts een klein gedeelte kunnen zien. Spreekt men echter van de sterren, die voor het ongewapend oog zigtbaar zijn, dan is haar aantal, al rekent men zelfs die der zesde grootte mede, geenszins onoverzienbaar, en er zullen er dan wel niet meer dan 5000 zijn, waaronder 18 van de eerste, 55 van de tweede, 197 van de derde, en omstreeks 500 van de vierde grootte. Het getal sterren, dat men met goede instrumenten kan zien, laat zich slechts door vele millioenen uitdrukken.’
De aarde wordt beschouwd in hare gedaante, grootte en bewegingen, met betrekking tot ons zonnestelsel; voorts in hare bestanddeelen: lucht, water, aarde, en, eindelijk, in hare voortbrengselen. Dit laatste gedeelte: de voortbrengselen, der verschillende zonnen en werelddeelen, is hoogst belangrijk. In de afdeeling: ‘de aarde op zich-zelve beschouwd’, worden, als een gewoon onderdeel, de ‘Godsdienst’, in beknopte trekken geschetst; eene ‘schets der wereldgeschiedenis’ gegeven, en de ‘Staatsinrigtingen’ vermeld; met eene uitvoerige noot over den duur der Republieken tegenover de Monarchiën. Of dat alles dáár, en zóó als het er staat, op zijne plaats is, trekken wij in twijfel; maar het is er.
Over het geheel bevallen ons de cijfers en teekens niet aan de verdeelingen gegeven. Zoo strekt dezelfde A om Europa, het Koningrijk Engeland, het Koningrijk Denemarken, de eerste bewoners van Griekenland, de geschiedenis van Nieuw-Griekenland, en de beschrijving van Livadië of Hellas aan te duiden. Er heerscht ook geen genoegzame regelmaat in het behandelen der onderdeelen. Omtrent Portugal vindt men onmiddellijk de verdeeling in ‘klimaat en producten’; bij Spanje wordt eene geheel andere verdeeling gevolgd. - Dat, bij de Skandinavische Rijken, de geschiedenis gegeven wordt na de behandeling van Denemarken, Zweden en Noorwegen, even als bij het Pyrenesche Schierëiland, had, in de opgave van den inhoud, duidelijk moeten worden gemaakt. Wie dáár zoekt naar de letterkunde of geschiedenis van Portugal of van Denemarken, zal zich verbeelden, dat de Schrijver ze heeft overgeslagen. Intusschen is dit het geval niet.
| |
| |
In het Eerste Deel worden behandeld: Portugal, Spanje, Frankrijk, het Britsche rijk, Denemarken, Zweden, Noorwegen, het Russische rijk, en Griekenland. Omtrent Spanje volgt de Heer kramers de verdeeling, welke de geschiedenis aangeeft; namelijk: het Castiliaansche rijk, het Aragonische Rijk, het Koningrijk Navarra en de Baskische provinciën. - Voor Frankrijk komt de verdeeling ons vrij willekeurig voor. Zij is geenszins de oude in 16 Provinciën of Gouvernementen, noch de nieuwe in 86 Departementen, welke laatste ons de verkieslijkste toeschijnt, maar eene in 56 Provinciën. De duidelijkheid zou er bij gewonnen hebben, als de 16 oudere Provinciën en ook de 40 van lateren tijd mede waren opgegeven, met vermelding van de Departementen, waarin de omwenteling ze heeft gesplitst, en dan de beschrijving gevolgd ware der voornaamste plaatsen, met den naam van het Departement, waartoe zij behooren. - Griekenland wordt beschouwd, in den ouderen toestand, waarvan de beschrijving vier onderdeelen bevat; voorts behandelt de Schrijver het Nieuwe Griekenland of Europisch Turkije, het Koningrijk Griekenland en de Jonische Eilanden.
Om den lezer een denkbeeld te geven van de wijze van behandeling, kiezen wij tot voorbeeld de navolgende van het maar weinig bladzijden beslaande (631-640) Koningrijk Griekenland: Ontstaan; geschiedenis; omvang; voortbrengselen; bevolking; nijverheid; handel; Godsdienst; onderwijs; krijgsmagt; finantiën; gewesten (Livadië of Hellas, Morea of de Peloponnesus en de eilanden) en verdeeling in tien Nomarchiën of Gouvernementen. Over de plaatsbeschrijving, die, in een werk als dit, niet breedvoerig kan zijn, oordeele men uit het volgende: - ‘Missolonghi, aan den zeeeboezem van Patras, in de nieuwere geschiedenis door vier belegeringen vermaard; met 4000 inw. Hier stierf den 19 April 1824 de groote dichter Lord byron, die zich ijverig de zaak der Grieken had aangetrokken.’ - ‘Navarino (het oude Pylos, de residentie van nestor) tegenover het eiland Sphagia (voorheen Sphacteria), eene bevestigde stad, met
| |
| |
eene schoone, ruime haven en 2000 inwoners. Hier werd de Turksch-Egyptische vloot op den 20 October 1829, door de vereenigde escaders van Engeland, Rusland en Frankrijk vernietigd.’
Het Tweede Deel vangt aan met de beschrijving van Duitschland, in de uitgebreidste beteekenis; in dier voege, dat er Oostenrijk en Pruissen, in beider geheelen omvang, in zijn opgenomen. De woelingen, die de Duitsche Staten beroerden toen kramers het werk schreef, zijn zoo ver mogelijk bijgehouden: hij vermeldt op bl. 190: dat Keizer ferdinand van Oostenrijk op den 2 December 1848, ten behoeve van zijnen neef, onder den titel van frans jozef I, van het rijksgebied heeft afstand gedaan, en dat ‘een talrijk leger, onder Vorst windischgrätz tegen Hongarije in aantogt was, om het, door geweld van wapenen, weder tot onderwerping te brengen.’ -
Op bl. 709 volgt eene ‘Nalezing’, welke in korte bewoordingen, tot 1 September 1849, de voornaamste gebeurtenissen aanvult.
Na Duitschland volgen Italië en Zwitserland. De Nederlanden besluiten Europa. Het Koningrijk België beslaat er dertien, en dat der Nederlanden een-en-zestig bladzijden: bewijs genoeg, dat ons Vaderland, door den Heer kramers met voorliefde is behandeld. Dit blijkt onder anderen ook op bl. 394, waar hij zegt: ‘Wat eindelijk de door vreemdelingen zoo vaak vermelde, wijd en breed uitgemeten, ongezondheid van ons klimaat betreft, het valt zeker niet te ontkennen, dat hij die aan het inademen eener drooge, fijne lucht in hooger streken gewoon is, zich in den vaak neveligen, met zeedampen bezwaarden, veranderlijken dampkring van Noord-Holland en Friesland (waarom Zeeland hier niet genoemd?) niet op zijn gemak gevoelt en er niet in tieren kan; maar den inboorling deert die luchtgesteldheid niet, en hij bereikt daarin een' even hoogen ouderdom als de bewoner der als gezonder erkende plaatsen.’
In grootere beknoptheid worden verder de andere werelddeelen behandeld. Daaronder zijn voor den lezer gewis niet de minst belangrijke de ‘Vereenigde Staten van
| |
| |
Amerika’, en ‘voormalig Spaansch Amerika’, waar de ontwikkeling en vermeerdering van bevolking, als ware het dagelijks eene nieuwe gedaante aan de Staten geeft. - Hetzelfde kan gezegd worden van de eilanden en eilandgroepen van Australië en van de meer eigenlijke Zuidzee eilanden.
Groot is de volhardende vlijt des Schrijvers geweest, om zoodanig een werk zoo verdienstelijk zamen te stellen. De Uitgever heeft het met eene kleine maar duidelijke letter, zoo digt ineen doen drukken, dat de twee Deelen den inhoud van onderscheidene boekdeelen, in gewonen letterdruk, bevatten. Ook verdient de Heer kramers dank te ontvangen voor het uitvoerig Register op de beide Deelen, achter het Eerste Deel geplaatst, en dat niet minder dan 120 bladzijden, in drie kolommen, groot is. Daar zijn, b.v., bij het woord: Meer - de Schrijver zegt Meir - alle de voornaamste Meeren, en bij elken Staat, al zijne onderdeelen opgenoemd. Zelfs vindt men er onder het woord Geschiedenis, die van elk Land of Rijk opgegeven, en bovendien bevat dit Register ook de namen der personen, welke in het werk voorkomen.
In alle opzigten achten wij dit Geographisch-Statistischen Historisch Handboek waardig om met lof vermeld en met nadruk aanbevolen te worden. De aanmerkingen, voor welke wij het vatbaar achten, zijn onbeduidend voor een werk van zulk een aard en van zoo groot een' omvang. Het verdient in de handen te komen van allen, die met den gang der wereldgebeurtenissen wenschen bekend te zijn en te blijven, en kan dagelijks bij het lezen der dagbladen met vrucht worden geraadpleegd. |
|