den aanvang zijner rede al dadelijk kennen, want hoe zeer hij er zich in verheuge, dat de aanleiding tot de oprigting der Bewaarschool van hem is uitgegaan, niet minder erkent hij: ‘dat de mensch, zonder den bijstand en de hulp des Allerhoogsten niets kan verrigten; dat wij menschen slechts werktuigen zijn, in Zijne hand, en dat van alles wat de mensch goeds doet, de eere Gode toekomt.’
Wij stemmen het volkomen toe, dat de Armen-kinderbewaarschool eene inrigting is, waarin: ‘kosteloos, de kinderen van jeugdigen leeftijd, van behoeftige ouders, van welke godsdienst ook, worden opgenomen, en waar, in het kinderlijk gemoed, de eerste zaden van deugd, zedelijkheid, waarheid, liefde, orde, godsvrucht, verdraagzaamheid en arbeidzaamheid worden gestrooid, en waar deze ontkiemen.’ Uit dien hoofde achten wij het vestigen van Bewaarscholen in het algemeen, het zij dan al of niet kosteloos, overal raadzaam, waar de bevolking talrijk genoeg is om zoodanige inrigting te doen stand houden. - Treffende voorbeelden zijn door den Schrijver aangevoerd, om den heilzamen invloed dier inrigting op de ouders der kinderen aan te toonen. Zonder overal evenzeer in het oog te vallen, is de invloed der Bewaarschool op zedelijkheid en orde in de huisgezinnen zeer groot, maar vooral groot is de invloed van het lager schoolwezen op zedelijkheid en kennis in de huisgezinnen, niet enkel van den behoeftigen stand; neen, ook van den burgerstand en van den fatsoenlijken burger. Zoo vele ouders nemen het goede over door hunne kinderen in de school opgedaan, dat de Bewaarschool en de Lagere school, die aan elkander behooren te sluiten, als bijzonder groote weldaden in elken geordenden Staat verdienen beschouwd te worden. Moge de redevoering van den Heer vernée medewerken, om die overtuiging ingang te doen vinden waar zij nog niet gevestigd is, opdat zulke scholen allerwege in ons Vaderland tot stand komen.
Men vergunne ons ten slotte eene aanmerking op het woord Armen-kinderbewaarschool. Bewaarschool, de naam