| |
| |
| |
Boekbeschouwing.
Geschiedenis van den val der Jezuïten in de achttiende eeuw. Naar het Fransch van den Graaf Alexis de Saint-Priest, voorheen Pair van Frankrijk. Te Amsterdam, bij G. Portielje. 1849. In gr. 8vo. 295 bl. f 3-:
Dit werk voorziet in eene lang gevoelde behoefte, en is van wezenlijke waarde voor elk, die prijs stelt op geschiedkundige wetenschap. Het beschrijft den val van de Orde der Jezuïten in de 18de eeuw: die Orde, ruim drie eeuwen geleden, door ignatius van loyola gesticht, om de Kerkhervorming te stuiten, ja, ware het mogelijk te vernietigen, en die binnen korten tijd zoo groot eene magt en onberekenbaren invloed verkreeg, dat zij gezegd kan worden het roer van onderscheidene Staten gedurende vele jaren in handen te hebben gehad. Door paul III in 1550 bevestigd, werd zij ruim twee eeuwen lang door de elkander opvolgende Pausen gehandhaafd; - maar in 1773 door Paus clemens XIV ontbonden. In 1814 werd zij door Paus pius VII weder hersteld. De oorzaken der ongenade, waarin die Orde bij Vorsten en Pausen vervallen is en meer dan 40 jaar heeft geleefd, is zoo belangrijk en in vele opzigten nog zoo zeer in nevelen gehuld, dat het plan, om haar opzettelijk en onpartijdig na te vorschen, te regt alle toejuiching en lof verdiende. Het werk is dan ook om zijn onderwerp, maar, sedert de uitgave, bovendien om de voortreffelijke wijze, waarop de stoffe behandeld is, allerwege met hooge belangstelling begroet, en gewis zal het nu voor meer dan een onzer lezers niet onaangenaam zijn, hier eene beoordeelende aankondiging van de vertaling, die voor ons ligt, te ontvangen. Wij zullen die geven naar den aard van het onderwerp en de gewoonte van ons Tijdschrift, om het goede te huldigen, zonder de aan- | |
| |
merkingen terug te houden, voor welke het vatbaar is. Eene opgave van den inhoud ga vooraf. De Schrijver heeft het boek verdeeld in zeven Hoofdstukken. I. De Jezuïten in Portugal. Hunnen invloed. Zamenzwering der fidalgo's. De Markies de pombal. De Jezuïten uit Portugal gebannen. II. De Jezuïten en
Mad. de pompadour. Regtsgeding van Pater lavalett. Lodewijk XIV zendt de Jezuïten uit Frankrijk weg. Karel III verjaagt hen uit de geheele Spaansche Monarchie. III. Portret van den Hertog de choiseul. Zaak van parma. Dood van clemens XIII. Conclave. Keizer joseph II te Rome. Verkiezing van ganganelli. Clemens XIV. IV. Onderhandelingen. De Kardinaal de bernis. De Graaf van florida blanca. Brève van opheffing der Orde. Clemens XIV sterft door vergif. V. Gevolgen van den dood van clemens XIV. Verkiezing van pius VI. Zijne regering. De Jezuïten en pius VI. De welgelukzalige palafox en de welgelukzalige labre. VI. Joseph II. Zijne hervormingen in Kerkelijke zaken. Reis van pius VI naar Weenen. 1782 en 1804. VII. De Jezuïten weigeren de Brève van opheffing te erkennen. Hun toevlugtsoord in Pruissen. Frederik de Groote beschermt de Jezuïten en geraakt in onmin met de philosophen. Beweegredenen van deze oneenigheid. De Jezuïten in Rusland. Hun verzet tegen den Heiligen Stoel. Dubbelzinnig gedrag van pius VI. Bulle van herstel. - Om den rijkdom van het Aanhangsel te doen kennen, laten wij ook daarvan eene opgave van den inhoud volgen. I. Kuiperijen van de Engelsche regering met de Jezuïten. II. Brieven van lodewijk XV aan den Hertog van choiseul. III. Zaak van parma. IV. Geheime brief van Pater ricci, Generaal
der Societeit van jezus, aan de Fransche Jezuïten na hunne verdrijving. V. De Passie der Jezuïten. VI. Ongenade en verbanning van den Markies de pombal. VII. Werken van pius VI in de Pontijnsche moerassen. VIII. Vertrouwelijke brief van den Kardinaal de bernis aan pius VI. IX. Organisatie der Geregtshoven te Rome. Brève van clemens XIV. Bulle van pius VII. - De Schrijver deelt terstond de wijze mede, waarop hij die geschiedenis
| |
| |
denkt te behandelen. ‘Niet ons zal men hooren,’ zegt hij, ‘maar de tooneelspelers zelve van het drama: pombal en choiseul, clemens XIV en pius VI, de Kardinaal de bernis en Pater ricci, karel III en lodewijk XV, frederik en joseph, voorts (wij zeggen het met leedwezen), ‘aan de zijde van deze Souvereinen en Staatsmannen, eene vrouw, eene gunstelinge, de Markiezin de pompadour.’ Saint-priest gaat in het nasporen der oorzaak van den val der Orde, dieper dan de meeste geschiedschrijvers over dit onderwerp gedaan hebben, en hij vindt die grootendeels in het Genootschap-zelf; maar ons dunkt, dat hij toch nog dieper had moeten gaan in de ontwikkeling; en dan zou hij, naar ons gevoelen, de oorzaak wel geheel in de Societeit-zelve gezien hebben, en de slotsom van zijn onderzoek zou dan waarschijnlijk dit zijn geweest: - ook zonder pombal, choiseul, Mad. de pompadour, karel III, florida blanca en clemens XIV zou de Orde zijn gevallen. Evenwel zou de Schrijver zelfs dàn nog geen grond hebben gehad tot zoo luchtig daarheen geworpen gezegden als deze op bl. 2: ‘hetgeen de Jezuïten heeft te gronde gerigt, was noch de wijsbegeerte, noch de staatkunde: het was dood eenvoudig het toeval,’ en op bl. 3: ‘geheel plaatselijke, geheel bijzondere, geheel persoonlijke redenen tastten de Societeit aan in hare magt, die zoo lang betwist bleef.’ - Immers er moest, om de Orde te doen vallen, veel, zèér veel, alom en vooraf zijn gebeurd, en eindelijk te zamenloopen. Een gebouw zoo hecht en sterk, hetwelk in de nieuwe zoo wel als in de oude wereld zijne fondamenten had, zou niet eensklaps hebben kunnen instorten,
wanneer niet de muren allerwege waren ondermijnd; - een zware, breedgetakte boom, in volle kracht, die heinde en ver wortels had geschoten, zou niet zoo spoedig hebben kunnen vallen, wanneer niet allerwege de bijl aan den wortel ware gelegd. Ja, méér dan een toeval, méér dan plaatselijke, bijzondere en geheel persoonlijke redenen moesten zulk eenen val bewerken. Evenmin als luther de Kerkhervorming tot stand had kunnen brengen, wanneer niet de tijd-zelf eene hervorming geëischt,
| |
| |
en de gemoederen er op voorbereid had, zoodat alles slechts op een orgaan wachtte; evenmin zou één persoon of één enkele Staat die Orde hebben kunnen doen wankelen. Zij, die gevestigd was in de meeste landen der beschaafde wereld, zou niet gevallen zijn, wanneer niet zoo vele vorsten en volken begeerig waren geweest, zich van haar als van een' drukkenden last te ontdoen, en hoeijen te verbreken, die van dag tot dag sterker prangden. Neen, geene zamenzwering, geen zamenweefsel van listen: slechts de algemééne wil van een groot aantal helderdenkende, en invloedrijke mannen dier dagen kon haren val te weeg brengen. De afkeer van de Orde om de huichelarij, trotschheid en heerschzucht harer leden was algemeen; overal, waar zij gevestigd was, werden de beginselen verfoeid, naar welke zij de zelfstandigheid van individuën, gezinnen, geslachten en Staten in hunne Orde als geheellijk oploste. Één man echter moest dien algemeenen afkeer het eerst, en het krachtigst uitspreken en de uitvoerbaarheid van het algemeen verlangen bewijzen. Die man was pombal, de zelfstandige Portugesche Minister en groote Staatshervormer. Door hem gaf Portugal het voorbeeld. En juist Portugal moest het voorbeeld geven. In en op geen ander Land toch was de invloed der Orde zoo groot geworden, als in en op Portugal; maar geen Land ook, dat meer het knellende van haar juk gevoelde, en meer snakte naar vrijheid. Dáár was hare magt het hoogst geklommen, dáár moest zij dus ook het diepste vallen: het kon niet anders: Portugal, het land harer verheffing, moest ook dát worden van hare nederlaag. En die nederlaag moest volgen, toen hare leden onder de regering van johan V het onbepaaldste gezag in handen kregen. Don pedro II toch, de vader van
johan V, had zich aan de magt der Jezuïten niet kunnen of durven onttrekken; want zij waren hem behulpzaam geweest om den ongelukkigen alphonsus VI te onttroonen. Johan V, hoewel hij in het begin zijner regering verstand en geestkracht aan den dag legde, was van lieverlede een slaaf der zinnelijkheid, en daarna ook der geestelijkheid geworden. Het laatste was
| |
| |
een natuurlijk gevolg van het eerste: zijne zelfstandigheid en moed weken voor zwakheid en boetvaardigheid. Kracht en vergeving in de Kerk zoekende, wierp hij zich in de armen der geestelijken die hem omringden en schier allen tot de Orde behoorden. Om rust in zijn geweten te verwerven, willigde hij alle hunne eischen in. Vandaar dat de helsche Inquisitie en de afschuwelijke auto's da fé in hem bescherming vonden, de kloosters bloeiden en het niets doende monnikenleven werd aangemoedigd; terwijl nuttige inrigtingen voor onderwijs, volksnijverheid en handel, gelijk ook de zee- en landmagt verwaarloosd werden. Eindelijk nam, tot geluk van Portugal, de dood den Vorst weg in 1750, na eene langdurige regering van drie-en-veertig jaren, gelijk becker zegt: ‘Von Niemand beweint als von der Geistlichkeit, die er reich gemacht hatte.’ Zijn zoon joseph emanuël volgde hem op onder den naam joseph I. Hij was in allen opzigte een nietig vorst en mede een slaaf der zinnelijkheid. Echter zich-zelven zwak gevoelende, luisterde hij gaarne naar den raad dergenen, die zijn vertrouwen bezaten. Vandaar had de Koningin-weduwe en zijn biechtvader grooten invloed op zijnen wil. Zij wendden dien aan ter gunste van sebastiaan carvalho, den later zoo beroemd geworden Markies van pombal. Carvalho had zich als een uitnemend staatsman doen kennen, gedurende zijne zesjarige betrekking als zaakgelastigde te Londen en later als afgezant te Weenen. Johan V had den fieren staatsman steeds meer gevreesd dan bemind, en hem de waardigheden onthouden, op welke hij, door zijne uitstekende bekwaamheden, regt had, en die hij ook vurig begeerde. Het vertrouwen, door den nieuwen Koning aan pombal geschonken, wekte
het misnoegen op des adels en van de geestelijkheid. De adel wilde den eersten minister gekozen zien uit de aanzienlijkste geslachten - de geestelijkheid wilde in hem een gehoorzame zoon der Kerk bezitten, dien zij naar welgevallen konde leiden. De adel vreesde voor schade uit wrake over veelvuldige beleedigingen pombal aangedaan; - de geestelijkheid was beducht voor vermindering van haar
| |
| |
gezag, hetwelk schier onbepaald was geworden. Beide, de adel en de geestelijkheid, en bovendien het hof, betoonden zich dan ook weldra verklaarde vijanden des Konings en van den nieuwen Minister; en de Vorst begreep, dat hij zich van dien Eersten Minister moest ontslaan, of zich geheel aan hem overgeven. Joseph koos zeer juist het laatste en zocht voortaan zijn kracht en heul alleen in pombal, die aldus welhaast het gansche bestuur in handen kreeg. De schrandere Minister ontegenzeggelijk ten sterkste aan den Koning en zijn Vaderland verkleefd, wilde Portugal uit den lagen staat, waartoe het vervallen was, opheffen, en de wonden, waaraan het leed, genezen. Hij begreep te regt, dat dit niet geschieden kon, wanneer de adel en de geestelijkheid, die de schatkist ledig hielden, niet beteugeld werden, en beperkt in hunne buitensporige voorregten. Pombal fnuikte den adel door aanzienlijke betrekkingen, vroeger uitsluitend voor edelen bestemd, aan bekwame en werkzame mannen te geven, zonder aanzien van geboorte. Hij verwijderde de leden der Orde van het hof en ontnam hun het onderwijs; - door zijne vroeger naauwe betrekking tot de Orde met hare geheimen bekend, en wetende hoe gevaarlijk zij was voor elken Staat. Alle de maatregelen der wederpartijders, om den gehaten Minister te doen vallen, waren vruchteloos. Zij groeven eenen kuil om er zelve in te vallen, en gelijk het met haman en mordechaï ging, aldus zou 't met hen en pombal gaan. Hunne vijandige bemoeijingen verbitterden niet alleen den Minister, maar toonden ook hoe gevaarlijk zij waren voor den Staat. Pombal beklaagde zich meermalen bij den voortreffelijken Paus benedictus XIV, die eindelijk den Kardinaal saldanha naar Lissabon, zond om de klagten te onderzoeken en de Orde te hervormen. Ten
gevolge daarvan werd het drijven van handel, het prediken en het afnemen van de biecht door zijne Heiligheid aan de Jezuiten verboden, die er echter niet door verbeterd maar veeleer verbitterd werden. Clemens XIII (1758-1769), opvolger van den edelen benedictus XIV, durfde, hoezeer hij de Orde genegen was, haar niet veel
| |
| |
bewilligen. Maar bij hunne beperking van magt zou het in Portugal niet blijven. Een aanslag op het leven des Konings (3 Sept. 1758) bragt de Orde in Portugal geheel ten val, daar het bleek, dat die aanslag van eenigen harer leden was uitgegaan. Toen een onderzoek van drie maanden, diep geheim gehouden, dit bevestigd had, werden onverhoeds een honderdtal der Ordeleden, en daaronder velen van hoogen rang, gegrepen, gevangen gezet en hunne goederen in beslag genomen; tevens werden de verbindtenissen, met hen aangegaan, opgeheven. Pombal begreep echter daarmede nog niet genoeg voor de veiligheid des Konings, van den Staat en zeker ook van zich-zelven te hebben gedaan, en hij rustte niet eerder voor de Orde der Jezuïten uit Portugal en alle Portugesche Koloniën voor eeuwig was gebannen en hare bezittingen waren verbeurd verklaard. Het besluit daartoe werd door den Koning geteekend den 3 Sept. 1759, juist een jaar na dat de aanslag op zijn leven was mislukt. Dadelijk hierop werden 1854 leden der Orde ingescheept en te Civita Vecchia aan land gezet. Paus clemens XIII beklaagde zich deswege, doch pombal bleef doof; - ja, om zijne onverschilligheid te toonen, deed hij den Pauselijken Nuntius door honderd ruiters naar de Spaansche grenzen voeren, en den Portugeschen gezant van Rome terugroepen. Ook de banvloek aldaar over joseph I uitgesproken, bekommerde noch den Koning noch het volk, en veel minder nog de zich onafhankelijk gevoelende minister. De strijd echter tusschen de Hoven van Rome en Portugal duurde voort, en zou eene algeheele afbreking van wederzijdsche betrekkingen ten gevolge hebben gehad, ware niet clemens XIII gestorven en opgevolgd door den edelen
ganganelli, die, onder den naam van clemens XIV, de driedubbele kroon ontving. Uit het medegedeelde kan men reeds eenigzins pombal leeren kennen. Om der waarheid en om des talentvollen, moedigen Staatsmans wille, die door zoo velen, en ook eenigzins door saint-priest, onregtvaardig wordt beoordeeld, - moesten wij het bovenstaande mededeelen, en eenigzins nader moet daarom ook nog pombal be- | |
| |
schouwd worden als staatsman en mensch. Onaangeroerd mogen wij daarom den aanslag niet laten op het leven van joseph I, die ten onregte nog door velen als op den Minister en niet op den Koning gemunt, wordt voorgesteld. Eerst drie maanden na den aanslag werden de zamenzweerders gevat, maar toen ook allen. In dien tijd was het den schranderen Minister gelukt, de leden van het eedgespan te leeren kennen. Om den zamenzweerders geen erg te geven, was het onderzoek zoo geheim geschied, dat niemand hunner, na zoo vele weken eenige vreeze had, maar allen rustig in de hoofdstad vertoefden. Om, bij en na de geruchtmakende gevangenneming, allen oproer te dempen, had hij onopgemerkt de bezetting te Lissabon aanzienlijk versterkt. Hoe staatkundig en voorzigtig dit was, blijkt dadelijk, wanneer men bedenkt, dat de beschuldigden waren of leden der Orde, òf leden van twee der aanzienlijkste familiën van Portugal: die des Hertogs van aveiro en van den Markies van tavera. Al de leden dier familiën met hunne vrouwen en kinderen (slechts ééne aangehuwde dochter uitgezonderd) en bedienden, zijn later op de afschuwelijkste wijze ter dood gebragt, daarna verbrand, hunne asch in zee geworpen, hunne paleizen geslecht, de gronden er van met zout bestrooid, en de naam van tavera vernietigd. Pombal is hierin, en ook in andere gevallen,
niet vrij te pleiten van verregaande strengheid; doch men beoordeele hem niet naar de beginselen der tegenwoordige staat en zedekunde. Men plaatse zich in zijnen tijd en op zijn standpunt, dan zal men reden vinden in den tijdgeest en in de toenmalige regtspleging, die steeds van galg, rad en brandstapel gebruik maakte. Ook dwong hem de noodzakelijkheid om moed en kracht te toonen aan des Konings en zijne vijanden, en zulk eene afschuwelijke strafoefening was wèl geschikt om van verdere zamenzweringen af te schrikken. Dat de te regt gestelden schuld hadden; lijdt geenen twijfel, want de onderzoekingen, die maria, josephs dochter en opvolgster in de regering, pombals verklaarde vijandin, zoodra zij aan het roer kwam, deed instellen, om de bloedverwanten
| |
| |
der gestraften van schande te zuiveren, hebben enkel gestrekt om die schuld te bevestigen. De vijanden des toen in ongenade vervallen Ministers, wiens hoofd zij zoo gaarne hadden zien vellen op dezelfde plaats, waar die der tavera's waren afgehouwen, konden geene beschuldigingen tegen hem verzinnen, waarschijnlijk genoeg om maria te kunnen doen besluiten, hem aan het leven te komen. - Hij zij overigens gestreng en onverbiddelijk geweest: wij kunnen evenwel met hen niet instemmen, die hem van verregaande wreedheid beschuldigen. Vele historieschrijvers vergeten den drang der omstandigheden, die hem noodzaakte, om, ten einde staande te blijven en zijne weldadige plannen te kunnen voltooijen, despotiek te zijn en wie hij gevaarlijk achtte te doen opligten: hetwelk van ouds in Portugal en Spanje, die zetels der Inquisitie, aan de orde was. Hoe weldadig zijn zeven-en-twintig-jarig bestuur voor Portugal is geweest, blijkt reeds, wanneer wij maar in aanmerking nemen: hoe het hooger en lager onderwijs door hem zijn verbeterd; hoe hij handel en boekdrukkunst in bescherming nam; hoe de gestrenge boeken-censuur door een zeer milde is vervangen; hoe hij de Christen gewordene Mahomedanen en Joden, die, met hunne nakomelingen, van staatsposten verstoken waren, heeft gelijk gemaakt aan de overige staatsburgers; hoe hij de regtspleging verbeterde en de slaven sinds 1773 op Portugeesch gebied geboren, vrij verklaarde enz. Niet genoeg kan pombal's gedrag geroemd worden na de aardbeving te Lissabon, 1 November 1755, toen in zeven minuten tijds twee derde gedeelte der stad werden verwoest en twintig duizend menschen het leven verloren. Daar ontwikkelde hij tegenwoordigheid en kracht van geest en eene menschenliefde, die zelfs zijne vijanden eerbied inboezemden. Terwijl hij-zelf moedig op zijnen post stond, wist hij Koning
joseph te bewegen, om ook te handelen in het midden zijner onderdanen, op de plaats der ellende. Met ongeloofelijken spoed wist pombal soldaten te verzamelen, en door hen het graauw en de uit
| |
| |
de ingestorte gevangenissen ontvlugte misdadigers in het rooven en plunderen te stuiten. De duizende misvormde lijken, die allerwege verspreid lagen en met pestziekte dreigden, werden door zijne maatregelen binnen den kortst mogelijken tijd begraven; door zijne ijverige en alles omvattende zorg werden er levensmiddelen aangebragt, die eenen hongersnood voorkwamen. Ja, hem dáár aanschouwende, weten wij niet, wat het meest te bewonderen: de grootheid van zijnen geest of den adel zijner ziel, en gaarne onderschrijven wij de woorden van een Duitsch levensbeschrijver van pombal: ‘Carvalho verlies die Seinigen und trat auf als ein Retter in der Verzweiflung, mit einer Anstrengung und einem Heldenmuthe, der allein seine Feinde hätte versöhnen können, wenn diese einigen Sinn für Wahrheit gehabt hätten. Sah man pombal, dessen Haus unbeschädigt geblieben war, acht Tage lang in seinem Wagen mit dem algemeinen Wohle unaufhörlich beschäftigt, an jedem Orte, wo Hülfe nöthig war, Anstalten treffen, die Ordnung wieder herstellen, und den König selbst zum eigenen Hand anlegen für die Begrabung der Todten bewegen, um den betäubten Arbeitern Muth zu machen, so muste man ihn achten und bewundern; und wahrlich nie hat sich wohl ein kraftvoller Mann in einen furchtbarern Zeit, unter vielfachern Bedrängnissen, wohlthätiger und fast übermenschlich wirksamer gezeigt, als carvalho in diesen Tagen einer grenzenlosen Noth. Der König sah in ihm einen
Schützling des Himmels, und überlies sich unbedingt der Leitung dieses auserordentlichen Mannes.’ Veel van het hier omtrent Portugal en pombal gezegde is ook door saint-priest medegedeeld; de Schrijver doet dat op zijne eigenaardige, korte, krachtige wijze, in een fikschen historiestijl. Maar ons plaatsende op een onzijdig standpunt, met de geschiedenis in de hand, is ons oordeel over den Portugeschen Minister gunstiger, dan dat van saint-priest. Geenszins toch kunnen en mogen wij instemmen met het harde oordeel, hetwelk hij, bl. 25, over pombal uitspreekt, terwijl hij dien met
| |
| |
den beroemden choiseul vergelijkt. Daar zegt hij: ‘De twee staatsmannen waren niet verbonden. Zij verstonden elkander niet; zij konden elkander niet verstaan. Er bestond geenerlei gemeenschap tusschen den ruwen, wraakzuchtigen Portugees en den schitterenden, ligtzinnigen, beschaafden Minister van lodewijk XV. Nooit juichte choiseul de handelwijze toe van pombal. Hij sprak er niet anders over dan niet koelheid, dikwijls zelfs met verachting. Zijn ruwheid scheen hem grof toe; zijne gezwollenheid misplaatst; zijne vermetelheid onbeschaamd. Hij maakte die meermalen bij den Prins von kaunitz tot het voorwerp van zijnen spot. “Die persoon,” zeiden zij, “heeft dan altijd een Jezuit te paard op het spoor.” Als minister, als gunsteling, en meer nog als man van hoogen rang, versmaadde de Hertog alle vergelijking met den door het fortuin begunstigden Markies. Hij had een afkeer van zijne onregtvaardigheid, van zijne wreedheid, en, hetgeen nog erger is, van zijnen slechten smaak.’ Die heschuldiging van ruwheid, vermetelheid, wraakzucht, onregtvaardigheid en wreedheid kan niet uit de pen vloeijen van een bezadigden, onbevoordeelden geschiedschrijver. Het oordeel van saint-priest is partijdig, en om dat te bewijzen, schreven wij het bovenstaande. De reden echter van zijn ongunstig oordeel is niet ver te zoeken. Hij is een Franschman; heeft eene groote voorliefde voor zijn land en volk, en voor den ontegenzeggelijk grooten, maar door eigenliefde dikwijls verblinden Minister van lodewijk XV. Hoewel overal de toeleg kennelijk is, dat de Schrijver onpartijdig zijn wil, heeft hij echter uit het oog verloren, welk een groot onderscheid er bestaat tusschen het karakter van eenen
Franschman en dat van eenen Portugees, en tusschen den toenmaligen en den tegenwoordigen tijdgeest. De Schrijver heeft zich ook onwillekeurig laten misleiden door het eenzijdige van zijne bronnen. Immers de voornaamste bronnen, waaruit saint-priest geput heeft, waren staatspapieren, handschriften en bijzondere correspondentiën van den Hertog
| |
| |
de choisuel. Had hij ook zulke schrifturen van pombal kunnen raadplegen, voorzeker zou hij billijker over den grooten man hebben gesproken. Daarenboven het oordeel der Fransche geschiedschrijvers is ongunstig over pombal, omdat in het karakter van dien fijn staatkundigen Portugees, die met ernst en gestrengheid waakte voor de belangen van Portugal, weinig aantrekkelijks voor eenen Franschman is. Den eersten steen op pombal hebben reeds de Fransche Encyclopédisten geworpen. Zoo vaak hun mogelijk was griefden zij den Portugeschen Minister; inzonderheid deden die geleerde, maar tevens ook zoo beruchte schrijvers, dit in hunne genoeg bekende Encyclopédie ou Dictionnaire universel raisonné des Sciences, des Arts et des Métiers, par une Societé de Gens de lettres, in het tijdvak van pombal uitgegeven. Zij konden het niet dulden, dat, terwijl alle beroemde mannen van die dagen zich bij hen aansloten, de invloedrijke Minister van Portugal hunne denkwijze niet deelde, veel minder hunne politieke grondbeginsels in praktijk wilde brengen; ja zelfs hunne lofspraak versmaadde. Doch genoeg over het eerste Land, waaruit de Orde der Jezuïten in de 18de eeuw werd gebannen; genoeg over pombal, die zulke strenge, doortastende maatregelen durfde nemen; genoeg tot regtvaardiging van ons verschil met den Schrijver, en van eenen man, dien wij hoogachten en bewonderen.
Kort, maar duidelijk worden de oorzaken ontwikkeld van de verbanning der Orde uit Frankrijk. De haat van Mad. de pompadour tegen de Jezuïten, die steeds bij lodewijk XV op hare verwijdering aandrongen, laat de Schrijver door Mad. de pompadour-zelve verhalen, in een fragment uit een harer brieven, dien wij gaarne in zijn geheel hadden zien afgedrukt. Ook de beruchte zaak van Pater lavalette, die een bankiershuis had op Martinique, hetwelk sprong, wordt kortelijk besproken en gesteld onder de bijkomende oorzaken van den val der Orde in Frankrijk. De invloed der Encyclopédisten blijft niet verzwegen. De weifeling van lodewijk XV en de
| |
| |
aandrang van choiseul, om de Orde te verbannen, worden zeer juist beschreven, en het voorstel van lodewijk XV om de Orde te hervormen, met het bekende weigerend antwoord der Orde: sint. ut sunt aut non sint niet vergeten. Het non sint had Rome van lodewijk niet verwacht, maar hij sprak het uit door hen, in 1764, als gevaarlijk voor den Staat te verbannen. Drie jaren daarna deed karel III, Koning van Spanje, hetzelfde. Immers bij besluit van ‘2 April 1767, op denzelfden dag en hetzelfde uur, niet alleen in Spanje, maar ook in het noorden en zuiden van Afrika, in Azië, in Amerika, op al de eilanden van het rijk, openden de Gouverneurs-generaal der Provinciën en de Alcaden der steden de ontvangene paketten, die met een driedubbeld zegel waren voorzien. De inhoud daarvan was eensluidend: onder de gestrengste straffen, men zegt zelfs op straffe des doods, werd hun opgelegd zich onmiddellijk, ondersteund door de gewapende magt, in de huizen der Jezuïten te begeven, die in bezit te nemen, hen uit hunne kloosters te jagen, en als gevangenen, binnen vier-en-twintig uren, over te brengen naar eene bepaalde haven, die hun te voren werd aangeduid. De gevangenen moesten aldaar terstond worden ingescheept, en hunne papieren verzegeld achterlaten. Zij mogten niets medenemen, dan een gebedenboek, eene beurs en kleederen.’ st.-priest, bl. 52. Als reden daarvan werd gegeven, dat leden der Orde de aanleggers waren van het beruchte oproer 1766 tegen het besluit van den gehaten Minister squillace, die het dragen van hoeden met neêrgeslagen randen (waardoor de persoon onkenbaar was) en van lange mantels (die het verbergen van wapenen gemakkelijk maakten) verboden had. Maar dit was
slechts eene gezochte aanleiding; want ook Spanje was de heerschtige Orde moede; Frankrijk drong er op aan, dat zij ook vandaar wierde verdreven, en gereeder vond dat ingang, daar de vier vorsten uit het Huis van bourbon, de Koningen van Spanje, Frankrijk en Napels en de Hertog van Parma, in 1760, een bourbonsch familie-verbond hadden gesloten, om elkander in
| |
| |
alles te beschermen en bij te staan. De wijze, waarop de Orde verdreven is uit Spanje, dat land harer gegeboorte, is genoeg bekend. Zes maanden lang leiden de Spaansche Jezuïten een rampzalig leven op een schip, daar men te Civita Vecchia, Genua en Livorno hunne ontscheping met geweld belet had; na welken tijd choiseul eindelijk aan karel III toestond hen op Corsica te ontschepen. - Wij hadden gedacht na Portugal, Frankrijk en Spanje ook van Napels en Parma te zullen lezen, die het voorbeeld van Spanje spoedig navolgden. Het voorbeeld toch van karel III werkte nadrukkelijk; want hij was algemeen bekend en geëerd als een braaf en werkzaam vorst en een groot voorstander der godsdienst, ver verheven boven den ontzenuwden joseph I van Portugal en den ligtzinnigen lodewijk XV. Te meer hadden wij dit verwacht, dewijl de Paus den Hertog van Parma, dien hij wegens zijn klein gebied het minst vreesde, (ongedachtig echter aan het verbond der bourbons) daarom vervallen verklaarde van den troon, bij eene formele bulle, die echter door de Europesche hoven niet werd aangenomen. Aan dien verwarden stand van zaken kwam door den dood van clemens XIII en de beklimming van den Roomschen stoel door clemens XIV voorloopig een einde; doch naderhand ten volle, toen de Orde geheel werd ontbonden door den Paus-zelven. Met het oordeel echter van st.-priest, over dien Paus, kunnen wij weder niet instemmen. De Schrijver doet te kort aan de zelfstandigheid van clemens XIV; hij ontzegt hem liefde voor
kunsten en wetenschappen; ja noemt hem zelfs, bl. 139: ‘de boersche clemens XIV.’ In dat harde oordeel herkent men ligtelijk het Fransche karakter, dat zich niet kan vereenigen met des Pausen langzame maar zekere maatregelen. Men kan ook daarin weder den invloed herkennen, der papieren van den driftigen en schitterenden choiseul, die in den weinig hoffelijken Paus geen behagen had. St.-priest vergeet de moeijelijkheden, waarin clemens als Paus was gewikkeld. De nieuwe anti-kerkelijke tijdgeest, door de Encyclopédisten te voorschijn
| |
| |
geroepen; de stoutmoedige houding van Portugal, hetwelk zich weinig om den Paus bekreunde; de verbittering van Spanje, Frankrijk, Parma en Napels, die den Paus dreigden met opzegging van alle gehoorzaamheid. Venetië en Rome wilden hervorming, de Jezuïten spanden alle pogingen bij hem in, en trachtten beurtelings zijn medelijden op te wekken en hem schrik aan te jagen. Vier jaren waren er niet alleen noodig om het plan tot opheffing der Orde bij den Paus tot rijpheid te doen komen, maar ook om de gemoederen te bezadigen en eene sterke reactie te verhoeden. Toen echter aarzelde de Paus ook niet langer, maar verklaarde bij de Brève (van 16 Aug. 1775) Dominus ac Redemtor noster de Orde der Jezuïten voor altijd ontbonden. (Deze Brève is vertaald in het aanhangsel opgenomen, even als de bulle van herstelling van pius VII, van 7 Aug. 1814: Sollicitudo omnium Ecclesiarum.) Nog eens: het oordeel van st.-priest over clemens XIV is onjuist. De schrandere benedictus XIV zoude ganganelli niet zoo bijzonder voorgetrokken, en tot zulke hooge waardigheden verheven hebben, wanneer hem die onzelfstandigheid en besluiteloosheid ware eigen geweest, welke st.-priest hem toedicht. Clemens XIII zou hem den kardinaalshoed niet hebben geschonken, wanneer de schets, welke st.-priest van ganganelli's karakter geeft, juist ware. Meer overeenkomstig de waarheid rekenen wij de woorden van hase: ‘Clemens XIV war aus niederm Stande, kein grosser, siegreicher Charakter, aber voll Talent und schöne
Menschlichkeit, mild und für einen Papst freisinnig. Er hat ohne Cardinäle und Nepoten regiert, statt prachtvoller Bauen wollte er die Noth in den Hütten abstellen.’ Ook de beroemde Fransche Kardinaal de bernis wordt, vooral in het vierde Hoofdstuk, als te zwak en te ijdel voorgesteld, zoodat hij er inderdaad wel eens belagchelijk in schijnt, en wij meermalen dachten aan het hekelvers van den genialen frederik de Groote: Evitez de Bernis la stérile abondance. Daarvoor was de
| |
| |
wellevende Kardinaal te goed en te schrander; daarvoor moesten hem zijne veelvuldige en dikwerf gelukkige staatkundige hemoeijingen vrijwaren; daarvoor is zijn groote en beslissende invloed op de verkiezing van clemens XIV en pius VI te algemeen bekend. De Schrijver schijnt zelf te gevoelen, dat hij te ver is gegaan in zijn oordeel over de bernis, en tracht dit later te vergoeden; want geheel onverwacht, op bl. 148, is hij uitbundig in lof over dien zelfden Kardinaal. Met veel juistheid en oordeel worden de schitterende Paus pius VI, de opvolger van clemens XIV, die ruim één jaar vóór zijnen dood hem den Kardinaalshoed schonk, Keizer joseph II en frederik de Groote geschetst, in hunne betrekkingen tot de Jezuïten en den invloed, dien zij op het lot der Orde hebben uitgeoefend. Over deze laatste wereldberoemde mannen uit te weiden, gedoogt dit verslag niet. Maar dat is ook minder noodig, daar het bovenstaande reeds genoegzaam onze groote belangstelling in en dikwerf hooge ingenomenheid met den arbeid van st.-priest aantoont, en, zoo wij hopen, ook bij velen zal opwekken. Hoewel wij, evenmin als de bekwame Vertaler, in alle opzigten het gevoelen van den geleerden Schrijver deelen, bevelen wij toch deze schets van ‘den toestand der gemoederen, van den gang der gebeurtenissen, van de karakters der hoofdpersonen, met één woord, van de geheele staatkundige en zedelijke gesteldheid van Europa, op het oogenblik van den val der Societeit’ aan alle beoefenaars der historie ten sterksten aan. De vertaling is uitnemend; enkele Gallicismen uitgezonderd, bemerkt men niet, dat het eene vertaling is. Mogt saint-priest besluiten, ook eene geschiedenis van de Orde gedurende de eerste helft der 19de eeuw te
leveren, wij hopen dan ook van dat werk eene vertaling te ontvangen van dezelfde bekwame hand.
†-. |
|