lijke huiselijke leven tusschen de echtgenooten, met de kinderen, en ook ten aanzien van de dienstboden, tot de uitzonderingen. In het laatste opzigt - met betrekking tot de dienstboden - misten wij ongaarne wenken en teregtwijzingen in dit werkje, en toch dienen wij hen aan te merken als tot het huisgezin te behooren; acht te geven diensvolgens op hunne zedelijkheid, hunne uitspanningen, hunne verkeering enz.; iets hetwelk, behalve dat het de pligt is van den huisvader en der huismoeder, ook zichzelf in de gevolgen rijkelijk zou beloonen door het verbeteren van eenen stand, waarover luide klagten, en dat niet ten onregte, worden aangeheven. Zoo behoorden zij ook deel te nemen aan de thans in vele huisgezinnen verwaarloosde huis-godsdienst; uit dezen hoofde, behalve ook om vele andere redenen, is het aan te raden, dat men, zoo veel mogelijk, zich van dienstboden voorzie, wier godsdienstbelijdenis met die van de hoofden des huisgezins overeenkomt. Gunstiger onderscheidt zich in deze opzigten de middelstand, in welke het huiselijk leven nog wordt op prijs gesteld, hoewel societeiten en koffijhuizen aan de eene en kransjes en bezoeken aan de andere zijde, er maar al te veel inbreuk op maken, en de mindere klasse bij toenemende verarming, ook toeneemt in zekere verwildering, waarvan de kwade gevolgen zich allereerst in den naast omgevenden kring openbaren. Er
zijn vele oorzaken, die geleid hebben en nog leiden tot verachtering in het huiselijk leven, gewijzigd naar de verschillende levensstanden, als daar zijn: het toenemen en goedkooper worden van middelen tot uitspanning; verarming, die het huwelijk belemmert; overdrevene weelde, die voor velen het inrigten eener eigene huishouding, bij de eischen van dezen tijd, inzonderheid in de steden, onmogelijk maakt; de stoffelijke rigting van onzen leeftijd, die de vatbaarheid (receptiviteit) voor huiselijke genoegens vermindert; staatkundige omstandigheden, die wij noemen, omdat ons vele huisgezinnen bekend zijn, die vroeger op vriendschappelijken voet verkeerden; maar thans den omgang aan de wederzijdsche woningen alleen ten gevolge van politieke bemoeijingen en