deze lieten de drie lijken in het graf neder. Een dier beide lieden, de schrijnwerker, werd nog denzelfden avond ziek en stierf des anderen daags. Dit vermeerderde den angst der dorpbewoners zoo zeer, dat ieder zich met de zijnen in zijn huis opsloot: de eene buur bezocht den ander niet meer; noch minder durfde men eenen zieke naderen, en zij, die kranken of dooden in huis hadden, klopten vruchteloos aan de deuren van buren of vrienden. In dezen algemeenen nood, nu zieken verlaten, dooden onbegraven blijven, neemt de genoemde brave arbeider röhrdantz afscheid van vrouw en kinderen, betrekt een huis, waarvan al de bewoners, een kind uitgezonderd, gestorven waren, en past het arme weesje met vaderzorg op; in de verte werd het noodige voedsel voor hen nedergezet. De brave man doet nog meer, hij gaat ook in de overige huizen, waar zieken zijn, en helpt en verkwikt, waar hij kan. Door de zoogenaamde doodenvrouw of lijken-uitkleedster geholpen, bezorgt hij almede de begrafenis; doch eindelijk sterft ook deze vrouw, en hij blijft alleen. Bijna veertien dagen lang, gedurende welke ieder hem schuwde en vermeed, leefde en werkte hij dus zonder iemands hulp, en bragt dagelijks de lijken, soms drie of vier op éénen dag, alleen naar het kerkhof. Niet zelden ontzonken hem bijna moed en kracht, en zeker niet zonder grond klaagde hij den predikant der plaats, dat het hem te zwaar werd, zonder eenigen bijstand de graven te delven, de lijken te kisten, ze in de grafkuilen neder te laten en met aarde te bedekken; doch de troost des leeraars bemoedigde hem weder, en hij bleef het treurig en gevaarlijk, maar nuttig ambt, dat hij vrijwillig op zich genomen had, onverdroten vervullen, totdat God de sterfte deed ophouden. - Zoodanig handelde de uiterst behoeftige, slechts aan kinderen (hij had er zeven) en aan zelföpöfferende menschenliefde rijke arbeider
röhrdantz te Prerow.