Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1850
(1850)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 97]
| |
X.
| |
[pagina 98]
| |
veroorzaakt, werd door de vermeestering van Moultan getemperd. Lord dalhousie zette nu alles in beweging. Van Lahore, van Moultan, van Ferozepore, rukte alles op, om de materiéle en moréle kracht te versterken. Ten einde digter bij Lahore te zijn, had Lord gough eene rugwaartsche beweging gemaakt, en was over de Genab teruggetrokken. Onbegrijpelijk was daarhij de houding van den Veldheer, die de Seiks aanvoerde. Tot den 3den Februarij bleef shere singh geheel werkeloos, en liet den kostbaren tijd onbenut. Toen naderde hij de Genab, en zond zijne ruiterij over die rivier om de Britsche troepen te verontrusten. De stoutmoedige Seiks waagden zich zelfs op de oevers van de Ravee, zoo dat men aan die zijde voor eene verrassing bevreesd werd. Evenwel bleef alles bij kleine toevallige schermutselingen; niets ernstigs werd van hunne zijde ondernomen. Zoo verliepen op nieuw ruim veertien dagen aan den eenen kant in trage werkzaamheid, aan de andere zijde in de meest mogelijke vereeniging van strijdkrachten. - De nalatigheid van shere singh en dost mohammed gaf den Engelschen weder moed, die nog hooger rees toen golab singh zijne troepen ter beschikking stelde van het Britsche legerhoofd. Dit en de veerkracht door het Gouvernement aan den dag gelegd, deed voorzien, dat wanneer de oprukkende troepen zich met de heermagt van Generaal gough konden vereenigen, alvorens hij door de Seiks ernstig werd aangetast, de overwinning niet twijfelachtig zoude zijn. Ook begon men in de dagbladen reeds te handelen over de meer of mindere raadzaamheid om den Punjaub in het Britsche gebied geheel in te lijven, en het bleek daarbij, dat het Britsch-Indisch Bewind tot de geheele inlijving der landstreek, door den Indus en het Himalaija-gebergte ingesloten, overhelde. - Deze gerustheid der Engelschen, omtrent den afloop van den krijg, mogt vreemd schijnen, daar schier elke strijd, in de laatste maanden, nadeelig was uitgevallen, en zelfs de behaalde voordeelen ten duurste waren gekocht, ware het niet dat de herinnering | |
[pagina 99]
| |
aan de vroegere oorlogen tegen de Aziatische Vorsten, eene gunstige uitkomst deed verwachten. De afdeeling onder Generaal wheeler had zich met de hoofdmagt vereenigd, en Generaal whish met zijne beschikbare troepen de rigting van Rhamnagur genomen. Aan den regteroever van de Genab, benoorden Rhamnagur, in de nabijheid van het gebied van den Radjah van Cashmir, nam het Britsche leger eene stelling, door de rivier in den rug gedekt. In het midden van Februarij bevond zich daar de Opperbevelhebber met 30 tot 35,000 man van verschillende wapenen, en een aanzienlijk artilleriepark van meer dan 100 stukken, waaronder zwaar geschut en eene batterij Congrevische vuurpijlen. Inmiddels hadden de Seiks, weder over de rivier getrokken, eene stelling gekozen, die de wegen naar Russoelpore en naar de versterkte stad Jelum of Jailam beschermde. Vijf weken waren er verloopen, zonder dat het leger der Seiks eenige versterking van aanbelang had ontvangen. Was de bevolking buiten magte de gelederen aan te vullen, òf waren de Sirdars naijverig op het aanzien van shere singh, of geloofde men dat er, na de overwinning aan de Jelum behaald, van de Engelschen niets meer was te vreezen? - Hoe 't zij, het leger der Seiks had geenerlei aanzienlijke versterking ontvangen; maar werd toch gerekend op ruim 30,000 man,Ga naar voetnoot(⋆) met 60 stukken geschut. Op den 21 Februarij 1849 zetteden zich met den dageraad de Engelschen in beweging, om de legerplaats van shere singh, die zijn vader sutter singh thans bij zich had, nabij Goejerat, aan te tasten. Het Britsche geschut beukte welhaast de verschansing, en het werpgeschut woedde onder de digt opeengepakte verdedigers. Dezen echter bleven onwrikbaar, hoe groot de verliezen waren door de vuurpijlen en hauwitsers aangerigt. Om dat geschut tot zwijgen te brengen, viel eene sterke ruiter- | |
[pagina 100]
| |
bende der Seiks op de Engelschen aan; doch een moorddadig schrootvuur dwong haar te wijken. Nu rukte de Britsche infanterie in den stormpas op, en drong tot binnen de versterkte legerplaats door, die met de uiterste hardnekkigheid werd verdedigd. De artilleristen klemden zich als vast aan hunne kanonnen; de infanterie week geen duim breed, en toch was de geestdrift, die de Engelschen bezielde, niet te wederstaan. Tegen den middag hadden zij hunnen vijand uit de legerplaats verdreven, die met bijkans al het geschut, de krijgsbehoeften en leeftogt in hunne handen viel. In groote verwarring trokken de Seiks terug, en maakten zich den nacht ten nutte, om bij Jailam de rivier te bereiken. De Engelschen hadden in den geheelen veldtogt nog geene zoo besliste overwinning behaald als die van Goejerat, die hun echter op een verlies van ruim 700 man te staan kwam. Vijf officieren werden gedood en vier-en-twintig officieren gewond. Shere singh trok de Jelum over, en achtte zich te Jailam niet veilig, liet er eene kleine bezetting achter, en vervolgde zijn terugtogt in de rigting van Attok. - Daags na den veldslag werd bepaald, dat Generaal gilbert met eene afdeeling van 2000 man op zou trekken, om de Seiks te vervolgen en hun geene rust te gunnen, noch gelegenheid om zich te herstellen. Den 28 Februarij trok hij in Jailam, door de bezetting op zijne aannadering ontruimd. Twee dagen later nam hij ook Rhotas of Rholas, dat, na eene korte verdediging, mede door de bezetting ontruimd werd. Nu ontmoette hij kleine ruiterbenden, die zijnen togt onophoudelijk bemoeijelijkten, en stuitte niet verre van Tatta, op den weg naar Attok, den 13den Maart op omtrent 16,000 man, met eenige stukken geschut. Dit was het overschot des legers van shere singh! Deze en de andere Sirdars waren geheel ontmoedigd, wijl de hulp, door dost mohammed, Vorst van Kabul, en den Radjah van Huzara, hun vroeger toegezegd, nu was geweigerd geworden. Wel stond dost mohammed met eene aanzienlijke magt te Peshawur, | |
[pagina 101]
| |
doch zonder iets te willen wagen, en alleen om naar den afloop der gebeurtenissen zijn verder gedrag te regelen. - De Sirdars traden met Sir walter gilbert in onderhandeling en gaven zich den 14den Maart aan hem over. De Britsche troepen werden in slagorde gesteld, en nu trokken sutter en shere singh met dertien of veertien andere aanzienlijke mannen, aan het hoofd hunner troepen, omtrent 16,000 man met 41 ligte stukken, treurig voorbij, en legden de wapenen neder. Deze uitkomst was ten hoogste gewigtig, dewijl shere singh aangemerkt moest worden als het hoofd van den opstand. Hij en sutter singh, een niet minder belangrijk man, en zoo veel andere Sirdars zich overgegeven hebbende, kon de opstand als gedempt worden beschouwd. Bij de voorwaarden, door deze opperhoofden aangegaan, was ook bepaald, dat alle krijgsgevangenen, Engelsche officieren en manschappen, dadelijk in vrijheid zouden worden gesteld. Uit de berigten van dezen vernam men vervolgens, dat zij allen met veel menschelijkheid, ja zelfs met onderscheiding, waren behandeld geworden. Generaal gilbert kreeg bevel om het gebied van Peshawur van vijanden te zuiveren, en kwam den 17den Maart voor de zoo gewigtige vesting Attok. Na eenig schijnvertoon van verdediging, verliet de vijand die plaats en verspreidde zich in verwarring door het naburige landschap. Dost mohammed verliet het sterke Peshawur, en men oordeelde het niet geraden hem te vervolgen. Men achtte het verstandiger zich met zijne betuigingen voldaan te houden, en den schijn te bewaren van aan zijne verzekeringen geloof te hechten. Hiermede was de veldtogt, na zoo vele wisselvallige kansen, ten voordeele der Engelschen en tot bevestiging van hunne magt in Hindostan, afgeloopen. - Had de menschelijkheid of het Christendom er iets bij gewonnen? In geenen deele. Slechts de handhaving der Britsche oppermagt was het doel, en dat doel werd bereikt. | |
[pagina 102]
| |
XI.
| |
[pagina 103]
| |
geland door verre de grootste meerderheid der bevolking toegejuicht. Zal zij die toejuiching met regt verdienen, dan zal ze den overwonneling door beschaving en Christendom, en den overwinnaar door uitbreiding van handel en nijverheid voordeelig moeten zijn. Wij wagen hier geene uitspraak, maar laten haar der toekomst over. Gaarne maken wij de volgende woorden tot de onzen: ‘Wanneer wij aannemen, dat, na den opstand van dewan moelrai, de oorlog noodzakelijk was, en de overwinning tot elken prijs moest bevochten worden, dan is welligt de inlijving van den Punjaub, in het Britsch gebied, als eene noodzakelijkheid te verdedigen. De daden echter, waaraan de Engelschen zich hebben schuldig gemaakt, en waardoor die noodzakelijkheid langzamerhand is geboren geworden, kunnen en mogen niet geregtvaardigd, niet vergoelijkt worden.’ ‘Dat thans de Britsche Natie de taak aanvaarde, welke ten gevolge dier vergrooting van grondgebied op haar rust. Dat zij, door regtvaardigheid, die Natie van lieverlede met zich bevredige, dat zij er den landbouw begunstige, de ontwikkeling bevordere, opdat de Natie der Seiks rijp worde voor het Christendom, ten einde eenmaal luide te erkennen, dat die verovering door de Britsche wapenen haar ten zegen heeft gestrekt!’
Wanneer wij aan die beide oorlogen, den loop en de uitkomst derzelve denken, en die van 1848-1849 als een noodzakelijk gevolg beschouwen van dien van 1845-1846, dan twijfelen wij er aan of hij, die het met Groot-Brittanje wèl meent, dat Rijk, met de inlijving van den Punjaub kunne geluk wenschen. Immers, hoe dikwijls hebben de kansen, gedurende die oorlogen, voor de Britsche oppermagt in Hindostan hagchelijk gestaan! Mag men, moet men niet aannemen, dat hadden de Seiks, in plaats van den lafhartigen tai-singh in den eersten, of in plaats van den onbekwamen shere-singh in den laat- | |
[pagina 104]
| |
sten, bekwame en moedige Opperbevelhebbers gehad, - de afloop dier oorlogen voor het gezag der Engelsche Oostindische Maatschappij geheel anders zoude zijn geweest! Thans zijn de Seiks ten onder gebragt: het is waar; maar zij vormen nog altijd eene krijgshaftige Natie, die aan hare godsdienst ontrouw zoude worden, indien zij het zwaard mogt afleggen. Hoe ook is het met hunne onderwerping? Nog steeds zijn zij onrustig. Te Lahore worden sutter singh, shere singh en andere Sirdars als gevaarlijk voor de openbare rust beschouwd, - en, dienovereenkomstig, behandeld. De Vorst van Cashmir aan de eene zijde, die van Kabul aan de andere zijde, zijn voortdurend voorwerpen van wantrouwen, voor den Britschen Gouverneur-Generaal en voor zijne lastgevers. En het volk? Hier woelingen, dáár opstanden, en ginds roovers of sluipmoordenaars. De Engelsche dagbladen, welke in Indië worden uitgegeven, vermommen de waarheid onder allerlei vormen en benamingen. Telkenmale heet de onrust gedempt en is ze hoogst onbeduidend geweest. Evenwel is er troepenbeweging in het rijk van Lahore in alle rigtingen, en men verneemt zelfs van onwil onder de Inlandsche krijgsbenden, om zich diep in het land der Seiks te wagen. Veel bovendien heeft de Engelsche krijgsmagt, te Lahore, te Moultan, te Attok enz. in den afgeloopen zomer van de hitte te lijden gehad. Zal welligt, in het Himalaija-gebergte, de Nemesis verschijnen, om rekenschap te vragen, van het bloed door de Engelschen sedert eene eeuw in Hindostan vergoten, van de duizenden, ja van de millioenen menschen door clive en zijne opvolgers geslagt of gemoord! Of zal misschien de inlijving van den Punjaub als een kanker knagen aan de welvaart van het onmetelijke Gebied der Britten in Azië! - Zeker is het, dat, hetzij verkrijging van aardsche schatten, uitbreiding van magt, of vermeerdering van roem tot de vergrooting van dat Gebied hebben bijgedragen, er voortaan, in het Rijk van Lahore, wel krijgsroem zal te winnen zijn, maar de uitgaven | |
[pagina 105]
| |
steeds verre de inkomsten zullen overschrijden. - De kooplieden, die, in Leadenhall-street, te Londen, zich een paleis voor hunne vergaderingen gebouwd hebben, alwaar zij over de ellende of de welvaart van millioenen hunner natuurgenooten beslissen, zullen, ten gevolge der inlijving van het gebied tusschen den Indus en het Reuzen-gebergte, het jaarlijks te kort op hunne inkomsten belangrijk zien vergrooten, en hunne bezorgdheid zien toenemen. - Deze zijn de zekere uitkomsten van de vermeestering, van de vernietiging der schepping van runjit singh. Verdient ze derhalve toegejucht te worden!? |
|