| |
Geschiedenis van den jongsten tijd, sedert den val van
| |
| |
napoleon tot op onze dagen. In eene algemeene beschouwing voorgesteld door Dr. K. Hagen, Hoogleeraar in de geschiedenis en staatkunde te IIeidelberg. Vrij bewerkt naar het Hoogduitsch door Mr. P. Bosscha, Hoogleeraar in de geschiedenis en letterkunde te Deventer. Iste Deel. 1-3 Aflev. Te Sneek, bij van Druten en Bleeker. 1849. In gr. 8vo. 337 bl. f 3-15.
Het is geen wonder, dat een tijd zoo overvloedig in beweging en woeling als de onze, aan de geschiedenis vraagt: wachter wat is er van den nacht? Onderscheidene mannen, met een historisch wijsgeerigen blik en sommigen bovendien ook met een poëtischen geest bedeeld, hebben de geschiedpen opgevat, om in hunne beginselen de feiten na te sporen, welke de beruchte Vergadering in de kaatsbaan zijn opgevolgd.
De gebeurtenissen van Februarij 1848, de koortsmaand van het staatkundig en sociaal volksleven van ons tijdsgewricht, hebben niet gezaaid of geplant, maar 't onderste boven gekeerd. Frankrijk verklaart door de kinderen der omwenteling - niet anders is de President en zijn Gouvernement, niet anders de Kamer met hare Bergschreeuwers en redenaars uit het dal, - de laatste omwenteling, die het koningschap vernietigde, voor eene misdaad, en straft haar, door de wonden van de slagtoffers dier dagen onbeloond te laten.
Duitschland is misschien nooit hartstogtelijker verdeeld geweest, dan sedert het vuur der barikaden tot eenheid riep, en hier een Keizer vlugtte, en ginds een fantastische Koning de uitvaart van moordenaren hielp vieren.
Italië, door eenen Paus tot vrijheid geroepen, bukt voor het zwaard der Germanen; de vorst, die de legerscharen van het jonge, meer kinderachtige dan sterke Italië aanvoert, sterft van spijt en teleurstelling in ballingschap, en het Hoofd der Kerke, na zijn wrevel in banvloeken te hebben geuit, herplant de banier der slavernij op het oude Kapitool, waar een tijdlang opgewonden heethoofden van den terugkeer der oude Republiek droomden, zoo als die droom de verbasterde Ro- | |
| |
meinen reeds sedert de dagen der ottonen gekweld heeft.
Helaas! de jaren acht- en negen-en-veertig hebben zich wel door verwoesting en moord onderscheiden, maar niets wezenlijks tot stand gebragt. En toch zijn hunne gebeurtenissen - uitkomsten durven wij ze niet noemen; want verwarring is geen gemotiveerd resultaat - niet uit de lucht gevallen, ze zijn de stuipachtige uiting van een ziekelijk volksleven, dat zijnen oorsprong en aanleiding in het verledene heeft.
De Europesche volksöntwikkeling, ten tijde der hervorming krachtig in beweging gezet, doch, juist om dit krachtbetoon, door hofkabaal, stationaire priestermagt, en galg en brandstapel en kanongeweld, hier belemmerd, dáár beperkt, ginds gestuit, hervatte, maar op een ander terrein, in 1789 zijn pogen, en bulletineerde zijne eerste levensdagen met het bloed van hetgeen verouderd was. Doch, vermits de omwenteling hare hartstogten de rede liet voorbijsnellen, viel zij in het hoofdkwartier van haren eersten burger-generaal in zwijm, en ontwaakte als slavin aan den voet van een ijzeren keizerstroon. Het keizerlijk despotisme, eene improvisatie van bedwelmde en bedwelmende glorie, viel met den geest, die het bezielde en uit overspanning bezweek.
Nu look het verouderde beginsel, door de Kabinetten vertegenwoordigd, weder op, en roofde alles weg, wat veranderde tijdsomstandigheden slechts eenigzins toelieten. Doch het volksleven was door den val der omwenteling evenmin gedood als, daarna, door de besluiten van vorsten en ministers der congressen. Jammer echter, dat zijn stroom, zonder geleid te worden, zich eene bedding groef door de poelen der onzedelijkheid, en nu, bezwangerd met de in ontbinding gaande en besmetting verspreidende deelen van ongeloof en pauperisme, met donderend geweld losbarstte; naauwelijks te beteugelen door de kunstdammen, welke de beschaving der negentiende eeuw in der haast opwierp.
Vandaar, dat de geschied- en staatkundige eene gepaste taak volbrengt, wanneer hij getrouw, naar waarheid en niet eenzijdig, de staatkundige gebeurtenissen
| |
| |
openlegt, en het aanschouwelijk voorstelt, hoe uit den toestand der laatste dertig jaren het jaar 1848 moest geboren worden; al zij ook de vrucht een abortus.
Dr. karl hagen, Hoogleeraar in de geschiedenis en staatkunde te Heidelberg, een groot kampvechter voor de Duitsche eenheid in het Frankforter Parlement, roemloozer gedachtenis, heeft een werk op het touw gezet, dat in deze behoefte belooft te voorzien. Hij heeft zich echter buiten de perken der eenzijdigheid niet weten te plaatsen en zijn stijl is weinig behagelijk en de voorstelling niet zeer aanschouwelijk. De Hoogleeraar bosscha heeft de vertaling van dit werk op zich genomen, met het voornemen, ze vrij te bewerken, en den stijl meer vloeijend te maken. Hoe hij in het laatste is geslaagd, is elders met proeven bewezen. Hij getuigt van hagens arbeid, dat hij ons een helder overzigt der gebeurtenissen geeft, zonder de feiten wijdloopig uiteen te zetten; dat de Schrijver diep tast in de gebreken der Maatschappij, en op de groote verkeerdheden wijst, die noodwendig verbetering behoeven.
De uitgevers verzekeren, dat het geheele werk, dat zeer compres gedrukt is, compleet zal zijn in twee deelen van 20 à 25 vel druks, en den inteekenaren alzoo ten hoogsten op den uiterst goedkoopen prijs van circa f 7-: te staan zal komen.
Wij zullen onze lezers eenigermate bekend maken met dit werk, hetwelk belangrijker is van stof dan behagelijk in vorm, en zullen, waar het noodig is, ons oordeel, ten minste ons gevoelen, bescheiden doch vrijmoedig uitspreken.
Het eerste Hoofdstuk stelt de ontwikkeling voor van napoleons magt, ontsproten aan de omwenteling, bevorderd door de laaghartige en eigenbatige politiek der Kabinetten, ten top gevoerd door eigen genie dat gunstige omstandigheden beheerschte, eindelijk gevallen onder de zwaarte van eigen overmoed en door den wil der Volken, die, door hunne Vorsten tot vrijwording geroepen, het stalen geweld des grooten Keizers verbrijzelden.
Het heeft ons verwonderd, dat een Hoogleeraar in de
| |
| |
staatkunde, die op het gedrag der vorsten zoo scherp toeziet, de openbare houding, welke friedrich wilhelm, uit nooddwang aannam, toen het verdrag, dat york te Taurogen met de Russen gesloten had, bekend werd, voor goede munt aanneemt. Men behoeft maar weinig met des Konings stemming omtrent napoleon bekend te zijn, om dit voor ondenkbaar te houden, en met zijne stelling tegenover en in het midden der Franschen, om te erkennen, dat de Koning die veinzerij niet ontwijken konde, wilde hij niet als krijgsgevangene de reis naar een kasteel in Frankrijk aannemen. Door ontijdige openhartigheid zou het werk der bevrijding vernietigd zijn geworden, nog vóór dat het begonnen was. Ten andere spijt het ons, dat hij geen doordringenden blik heeft geworpen op de intrigue van den sluwen talleyrand, die de herstelling der bourbons doordreef ten koste van Duitschland. In de handeling van den voormaligen Kerkvoogd met de Europesche Mogendheden ligt de grond van Europa's, ten minste van Duitschlands toekomstigen toestand. De staatkunde van van metternich heeft niets anders gedaan, dan het Talleyrandsche réactionaire idé te beligchamen.
Een vrijen blik werpt de Schrijver over de bestanddeelen, welke uit den algemeenen bajert van den Napoleontischen val in bepaalde omtrekken te voorschijn traden; met aanspraken, die gedeeltelijk regtstreeks tegen elkander over stonden, gedeeltelijk elkander naderden en dooreen gevlochten waren.
Of het staatsbegrip, zoo als napoleon dit opvatte en zocht te verwezenlijken, naar des Schrijvers meening, tot eene Egyptische of Chinesche gelijkvormigheid zou geleid hebben, is bloot eene veronderstelling, die alle bewijs mist, omdat het feit is achtergebleven. Of echter Europa juist daardoor ongelukkig zoude worden, indien het onder ééne regering stond, kan niet dan voorwaardelijk aangenomen worden. Onze Schrijver begunstigt het nationale element; maar vermits het provinciale al ligt den schijn van nationaliteit aanneemt, wordt eenheid ook van enkele Staten en Volken juist daardoor een
| |
| |
hersenschim. Duitschland trouwens ondervond dit in den jongsten tijd, en bijaldien 't het beginsel van nationaliteit blijft vast houden en in zijne gevolgen doorvoeren, moet 't elken luimigen inval, die van inlijving der Nederlanden in het groote Duitsche vaderland spreekt, als onzin van de hand wijzen.
Het tweede Hoofdstuk loopt over het Weener Congres, waarvan de oude Prins de ligne aan zijne vrienden schreef: dat het slecht ging, maar heerlijk danste. - Eene zotte drukfout (eene denkfout kan 't onmogelijk wezen) doet het aandeel van het Weener Hof aan de onkosten van het Congres dertig duizend millioenen beloopen. Er zijn evenwel zielen genoeg bij millioenen verkocht, groote beginsels ligtvaardig genoeg prijs gegeven, om bij zulk eene fout niet onbarmhartig te blijven stilstaan.
Het spreekt van zelf, dat Dr. hagen niet ingenomen is met hetgeen op die Europesche Areopaag verhandeld werd. En inderdaad zou iemand, die, onbekend met de handelingen der Kabinetten, alleen de geschiedenis van de openbare bedrijven in den grooten wereldstrijd gelezen heeft, zijne eigen ooren niet gelooven, als hij diezelfde mannen te Weenen over het in slavernij brengen van vrije volken ziet onderhandelen, bieden en dingen met eene zelfzucht, die een napoleon, indien hij er tegenwoordig ware geweest, van schaamte zou hebben doen bloozen. Het geheel was daarenboven berekend en aangelegd, om het ontwaakte volksleven, door de magt, waarmede de Kabinetten zich zochten te bekleeden, te dempen, en voor de herstelde Vorstenregten onschadelijk te maken. Zoo werd de voormaals schitterende Republiek van Venetië een onderdeel van Lombardië, welks ijzeren kroon weder het hoofd van habsburg dekte, en het vroeger zoo magtige Genua werd Sardinië in de armen geworpen. Zoo werd Polen op nieuw gedeeld, en het grootste deel aan Rusland toegewezen; de helft van Saksen met twee vijfden van zijne inwoners aan Pruissen opgeofferd; Duitschland verschikt, geruild als koopwaar in een bazar; België aan Holland vastgemaakt, en dit alles tegen den wil en zin der daarbij betrokken volken.
| |
| |
Het ligt ook in den regel, dat Dr. hagen op eene breede schaal de aangelegenheden van zijn vaderland behandelde. Blijkbaar lag het in zijne wenschen, dat het verouderde Keizerschap, in 1806 gestorven, met jeugdige kracht uit den dood ware opgewekt. Hij geeft de redenen op, welke deze uitkomst beletteden, en ontwikkelt zeer juist de wording van den Duitschen Bond, die bij zijne geboorte reeds alle kiemen in zich had van magteloosheid; want het vorstelijk beginsel zegevierde over dat des volks, en te gelijk het beginsel der versnippering over dat der eenheid. Het valt intusschen gemakkelijk, de daarover gewisselde gedachten en hare resultaten te gispen en te veroordeelen; doch wie de zaak van Duitschland, zoo als het toenmaals was, en vooreerst nog wel blijven zal, onbevooroordeeld gadeslaat, zal zich over de uitkomst, zoo als zich die geopenbaard heeft, in het minst niet verwonderen. Men heeft in de beide vorige jaren andere beginsels gevolgd; onze Schrijver heeft ze te Frankfort mede luid uitgesproken. Waartoe heeft het geleid? Men hield te Weenen al te angstvallig in het oog, en vergat te Frankfort al te onberaden, dat de Duitscher niet ophoudt, en niet wil ophouden Pruis, Beijer of Sakser en zoo voort, en wel honderdmaal en zoo voort, te zijn. Ziedaar alles.
De Schrijver eindigt dit Hoofdstuk met te gewagen van de verhouding van den Staat in Duitschland tot de Kerk, en geeft de reden op, waarom dit teeder vraagstuk onbeslist bleef. De Kerk vroeg te veel en de Staat durfde niet alles weigeren. De Ultramontanen zagen zelve tegen eene eindschikking op, omdat zij, en ligt niet zonder grond, beducht waren, dat de Duitsch-Katholieke Kerk meer in den Duitschen volksgeest dan Roomsch zoude uitvallen.
Te regt noemt onze Auteur de uitkomsten van het Weener Congres in dezelfde mate gering en onbevredigend, als de verwachtingen er van groot en veel omvattend waren geweest. Grondig en diep behandelde het geene der groote idéën, welke het menschdom sedert lang bezig hielden; de gewigtigste vragen liet het onbe- | |
| |
vredigd, of loste ze op geheel in strijd met de openlijke meening. Het beleedigde het volksbeginsel, het vermeed bijna geheel het algemeen onder de volken heerschend denkbeeld eener wettig gevestigde staatsregeling; het stelde geene bepaalde grenzen ten aanzien der verhouding tusschen Kerk en Staat, en vermaakte dus aan den toekomenden tijd nog eene ruime bron van twist en tweedragt: Slechts in één opzigt had het eene groote uitkomst opgeleverd, dat het namelijk de van elkander verwijderde Mogendheden weder vereenigde, toen het er op aan kwam, om den wedergekeerden napoleon het hoofd te bieden.
In een volgend Hoofdstuk beschrijft de Hoogleeraar den toestand der restauratie tot op napoleons terugkomst. Waar en treffend is hetgeen hij over het staatkundig vorsten- en volkenleven in Zuid- en Noord-Duitschland opmerkt. Ja, zoo als hij het doet uitkomen, lag het in den regel, dat de Zuid-Duitsche vorsten, door den Franschen Keizer, ten koste van een derde groot geworden, weinig heils zagen in de eenheid van Duitschland; zoo als zij zich ook eerst van hunnen beschermer hadden losgescheurd, toen zijn invloed op de Duitsche zaken vernietigd scheen, en een langer volhouden hunne pas gegoten kroonen weder zou kunnen doen smelten. Het Napoleontisch element bleef dus het Zuiden doordringen, terwijl het in 't Noorden voor de terugplaatsing in het verouderde week, zonder dat de herstelde, met afkeer tegen al wat Napoleontisch was of geleek vervulde vorsten eenigzins acht sloegen òf op de veranderde tijden, òf op den gewijzigden toestand des volks. ‘Teleurstelling’ was het Duitsche woord van 1814.
In Zwitserland gaf de val van napoleon aan de oude Aristokratische familiën en Stedelijke regeringen, die in hunne voorregten gekrenkt waren, aanleiding, om de terugname van het verlorene te beproeven; zoodat het ontslag uit den ijzeren band van hun beschermheer het voorspel werd der uitbarsting van wilde driften.
De blik op Italië geworpen wekt droefgeestige gewaarwordingen, als men ziet hoe menschen brutaal genoeg
| |
| |
zijn om een streep door den tijd te halen. Men kan kapitalen, welke de Staat in papier hermunt heeft, tiercéren, amortiseren, en hoe die staathuishoudkundige kunstgrepen meer heeten, maar den tijd in de intellectuéle en geestelijke wereld te amortiseren en zijne toekomst met een interdikt te beleggen: zie, dat zou men het werk van krankzinnigen noemen, als men het niet in Italië had zien gebeuren. Daarin ligt dan ook de kiem van Italiës blijvenden ziekelijken toestand, van de telkens terugkeerende worsteling om de vrijheid, welke dezer dagen weder onderdrukt is, zonder dat de zucht er naar is kunnen vernietigd worden. Italiës dag zal op zijn tijd aanbreken. De verdelging van Katharen, Albigensen en Wicklefiten heeft de hervorming der zestiende eeuw niet kunnen weerhouden; zij vertraagde slechts, wat vroeger gebeurd konde zijn.
Ten aanzien van Spanje geeft Dr. hagen eerst de grondtrekken der staatsregeling van Cadix op, en beoordeelt haar billijk, door op de omstandigheden te letten, waarin zich toenmaals Vorst en Volk bevonden. Verder wijst hij op hare gewelddadige vernietiging door den zwakken ferdinand. En als men dan daarbij in aanmerking neemt, dat deze als een kind aan den leiband ging van mannen, die hem dagelijks toeriepen: ‘Is het mogelijk, Sire! dat de Liberalen en Josephino's nog onder ons leven? Waarom heeft men toch niet in elke stad, in elk dorp van Spanje schavotten opgerigt? Waarom heeft men niet overal brandstapels bereid, om over die goddeloozen gerigt te houden? Dit is het eenige middel, Sire! om uwen troon te bevestigen.’ dan zal men zich geenszins verwonderen, dat de Jezuïten werden teruggeroepen, de Inquisitie hersteld, en meer dan tien duizend Liberalen en Josephino's geproscribeerd werden.
Stapt Dr. hagen met een luchtigen tred over Portugal heen, waarvan ook niet veel anders te zeggen is, dan dat het zich ongelukkig voelde, zoo veel te uitvoeriger behandelt hij de staatkundige aangelegenheden van Frankrijk. De bourbons op den ouden koningstroon waren een geschenk van den sluwen talleyrand, dat ongeluk- | |
| |
kig het grootste deel der Natie niet smaakte. Het Fransche volk was én door de bourbons zelve én door de gebeurtenissen na 1795 geontbourboniseerd. Wordt dit in het oog gehouden, dan zal men het jaar veertien gemakkelijk begrijpen en van zelf toestemmen, dat de bourbons, als misplaatst, ligtelijk konden dwalen in de keuze hunner maatregelen, en dat aan den anderen kant het publiek oordeel onwillekeurig in hun nadeel uitvallen moest. Maar wat? indien zij, die regten verkregen hebben, ze weten te handhaven, en zij, die vroeger door aanhankelijkheid aan de gevallen Dynastie verloren, op hun standpunt eischen teruggevoerd te worden; terwijl het Hof tusschen beiden weifelt, of den teruggang blijkbaar begunstigt? Onze Schrijver beantwoordt deze vragen, door kennis te doen maken met de leden van het Koninklijk Huis, waarvan napoleon eens had gezegd: dat het slechts één man telde, de Hertogin van Angoulême; - door de tegenstrijdige en onvereenigbare beginsels van het Charter te doen uitkomen, hetgeen ten gevolge had, dat het bijkans niemand voldeed; - door te wijzen op de begunstiging van uitgewekenen, die wel Roijalisten waren gebleven, maar vreemdelingen waren geworden in den wezenlijken toestand, waarin hun vaderland, sedert zij het verlaten hadden, geplaatst was, en dien zij wegdachten; gelijk lodewijk, door zijne regering van 1793 te dagteekenen, de elkander opgevolgde staatsbesturen wegcijferde; - door
de onverstandige maatregelen na te gaan, die men in de organisatie van het leger nam; - door te letten op de aanmatigingen van den adel en de hooge geestelijkheid, die het middeleeuwsche leenregt wilden terugroepen, en verouderde kerkvormen met nieuwen glans omgaven; - en eindelijk door de verachting op te merken, waarmede het Hof de vorige omwenteling als zedeloos brandmerkte.
Het vierde Hoofdstuk verhaalt met algemeene trekken de terugkomst van napoleon en zijne kortstondige herstelling op den troon. Wij kunnen met onzen Schrijver niet instemmen, dat napoleons toegevende inwilliging aan de eischen van den tijd onvoorwaardelijk; althans niet, dat zij
| |
| |
volstrekt was. Het was een onvrijwillig bukken voor eene magt, welke ook den Despotieken Keizerstroon was boven het hoofd gewassen. De grondwet, die hij gaf, zonder dat zij in hare zamenstelling aan het oordeel van bevoegde magten onderworpen was geweest, was eene tooneelvertooning. Hoe zij hem tegen de borst stuitte, en wat hij al in zich-zelven te overwinnen had, blijkt, dunkt ons, genoegzaam daaruit, dat hij het goedgekeurde, of liever goedgejuichte ontwerp een bijvoegsel noemde tot de oude Statuten van het Keizerrijk, welke hij daarmede in het leven terug riep, en die, indien hij in de regering ware bevestigd geworden, dit rijke bijvoegsel zouden verslonden hebben, gelijk in farao's droom de magere de vette koeijen. De oorlogskans en het verraad behoedden het echter voor die kuur. De grootste veldheer van Europa ging van Waterloo naar een klip in het hart der zee, en stond daar als een toonbeeld van 's werelds wisselvalligheid.
Vlugtig roert de Schrijver in een volgend Hoofdstuk de herstelling der bourbons aan. Het is van belang zich door hem te laten herinneren, wat intrigue er werkte tusschen de hooge Bondgenooten, 't welk eindigde met Frankrijk te behoeden, van door de hand der herstellers van de legitimiteit te verliezen wat het zwaard veroverd had. Het zou met dit al te bezien hebben gestaan, of de Duitsche eenheid er bij zoude gewonnen hebben, indien de Elzas, die zich zoo hardnekkig voor napoleon tegen de Oostenrijkers verdedigd had, en andere streken, die sedert lang van het Fransche element doordrongen waren, in de Duitsche familie weder waren opgenomen. Nederland althans heeft door vereeniging met België luttel gewonnen, en allerminst, toen er eene Nederlandsche eenheid werd beproefd.
Het liet zich wel verwachten, dat Dr. hagen bij het Heilig Verbond zou stilstaan, dien steen des aanstoots en der ergernis voor het ziekelijk Europa, dat zonder Evangelie, zonder God en ondanks God op den stoom van zijn genie de baan der ontwikkeling wil doorvliegen, en, omdat het geenen kondukteur op den lokomotief toelaat, tel- | |
| |
kens uit het spoor rent, nu eens stil staat, dan in een moeras neerploft, en deerlijk gehavend, met achterlating van 't geen verbrijzeld is, al weder op nieuw begint. Onze Schrijver kent, en te regt, den oorsprong van het Heilig Verbond, even onheilig nageleefd als beoordeeld, aan Keizer alexander toe. Wij laten de Genesis van alexanders godsdienstzin voor zijne rekening, maar dit weten wij van elders, dat het niet, zoo als hij op gezag van Mevrouw krudener beweert, langen tijd gekost heeft, voor dat de Keizer van Oostenrijk en de Koning van Pruissen zich daartoe lieten overhalen. Trouwens Keizer alexander heeft zelf een geloofwaardig man, Dr. eylert, het volgende verhaald: ‘In de dagen van Lutzen, Dresden en Bautzen drong zich, bij al onze vergeefsche inspanningen, aan uwen Koning (friedrich wilhelm) en mij de overtuiging op, dat er met menschelijke magt niets gedaan kon worden, en Duitschland verloren zou zijn, wanneer de Goddelijke Voorzienigheid ons niet te hulp kwam en onze pogingen niet zegende. Ernstig en nadenkend reden wij, de Koning en ik, zonder geleide naast elkander en spraken niet. Eindelijk brak mijn beste vriend het stilzwijgen af en zeide: “dat moet anders worden; wij bewegen ons naar het Oosten, en wij willen en moeten naar het Westen; het zal met Gods hulpe gaan. Wanneer hij echter,
gelijk ik hoop, onze vereenigde pogingen zegent, willen wij voor de overtuiging, dat Hem alleen de eere toekomt, voor de geheele wereld uitkomen.” Dit zwoeren wij en reikten elkander met opregtheid de hand. De zege volgde bij Culm, Catzbach, Grossbeeren en Leipzig, en toen wij aan het einddoel van den zwaren kampstrijd te Parys waren, bragt de Koning van Pruissen, van wien de eerste gedachte was uitgegaan, deze heilige zaak weder ter sprake, en met ons vereenigde zich gaarne de edele Keizer van Oostenrijk, frans, die met ons in denkwijs, gezindheid en bedoeling overeenstemde. In een ernstigen stond werd het eerste denkbeeld van dit Heilige Verbondgebouw geuit, en in een schoon, dankbaar en blijd uur werd het ten uitvoer gebragt. Het is in 't geheel niet ons, maar Gods werk.
| |
| |
De Verlosser zelf heeft alle denkbeelden, die het in zich bevat, en alle grondstellingen, die er in heerschen, ons ingestort. Wie dat niet erkent en gevoelt, en hier verborgene bedoelingen der politiek op den achtergrond meent te ontdekken, en het heilige met het onheilige vereenigt, die kan daarover zijne stem niet uitbrengen, en met zulk een mensch kan men daarover niet spreken.’
Wien zal het bevreemden, dat zoo vele duizenden, die, vreemd aan den door schokkende omstandigheden opgewekten godsdienstzin, dien ze voor mystiekerij uitkreeten, vrijheid in anarchie, beschaving in ongodsdienstigheid zochten, op dit verbond het slijk van hunnen smaad en spot wierpen, en dat de vorsten, die de hand, welke redding had geschonken, niet voorbijzagen, en met afkeer tegen den voortgang eener afbrekende rigting bezield waren, op hunne beurt het behoud van den troon en het algemeene welzijn in de beteugeling van den vrijen volkswil meenden te vinden. Daarvan wist de staatkunde van den Oostenrijkschen Staatskanselier wonderwel partij te trekken.
De politiek van dezen man, de regterhand van Keizer frans, wordt door den Heidelberger Doctor met fiksche trekken afgemaald. Men moet echter de bekwaamheid van den Staatsman regt laten wedervaren, en het erkennen, dat het invoeren van vrije grondwettige instellingen, bij zoo vele verschillende en van elkander afkeerige nationaliteiten, een gewaagd spel was. De proef op de som werd in de twee laatste jaren geleverd.
Meer liberale beginsels leefden in het poëtisch gemoed van laharpes leerling, en de Pruisische regering, door den geest van von stein bezield, helde mede tot vrijzinnige beginsels over, ofschoon friedrich wilhelm weinig vertrouwen stelde in hetgeen sommigen voor vrijzinnig uitgaven, gelijk hij ook weinig ingenomen was geweest met het zoogenaamde deugdenverbond, dat hij duldde, alsof hij het niet zag. Maar de Rússische politiek was magtiger dan de Keizer, die, ofschoon Autokraat, zich aan het despotisme van den Adel en de Bureaukratie niet kon onttrekken; terwijl de gemoedelijke Koning van Pruissen
| |
| |
tegen nieuwigheden, die geene goede resultaten waarborgden, schroomvallig opzag. Zoo won het de politiek van het Weener Kabinet, en het staatsbeginsel van metternich zou zijne stadiën doorloopen. Het is vóór twee jaren schrikkelijk gewond; zal het van de toegebragte slagen bekomen?
In Europa was een ‘vrijheidsgeest aanwezig, alleen openbaarde zij zich in de verschillende landen op onderscheidene wijze. De terugwerking had dus geene gemakkelijke taak, en overal moest zij zich op tegenstand voorbereiden. Bijna overal was de strijd tusschen vrijzinnige denkbeelden en het behoud aangevangen.’ Dien strijd gaat de Schrijver aanwijzen en voorstellen, omdat de geschiedenis van dit tijdperk zich daarom beweegt.
In het zesde Hoofdstuk leidt de Auteur zijne lezers door Duitschland tot den tijd, waarin de Karlsbader Besluiten genomen werden. Wij zijn het met hem volmaakt eens, dat, en wel vooral in de dagen van den bevrijdings-oorlog, Godsdienstzin zich aan het staatkundig leven huwde. De overheersching van napoleon, die zoo vele zoete droomen, - men denke slechts aan de verwachting van eenen johannes muller en den helderdenkenden henke, - verstoorde, had in het Duitsch gemoed het ijskoude rationalisme doen ontdooijen. Het volk walgde van die zoogenaamd Christelijke stal- en keukenpreken; men gunde het aan de katheders der Universiteiten den christus tot eenen goochelaar te vernederen, men vroeg weder in de kerk naar een Heer, die leven geeft en overvloedig genoeg. Het was geen komedie of huichelarij, toen, op den avond van den volken-veldslag voor Leipzigs muren, de beide Keizers met den Koning van Pruissen op de knieën in aanbidding van den God der legerscharen nedervielen, maar de sprekende uitdrukking van hetzelfde volksgevoel, dat vijf maanden later in het overwonnen Parijs zich lucht gaf, niet in overwinningskreeten, neen, maar in het oude Duitsche kerklied, door de zonen van Germanië gezongen. Dat die zamenstemming en zamenwerking van het godsdienstige en staatkundig element niet is bestendigd, is mede eene der oorzaken
| |
| |
van de belemmering der wezenlijk vrije Duitsche volksontwikkeling.
Handelende over de openbare meening in Duitschland, doet hagen het uitkomen, hoe zij door de schriften van arndt, den dichter van: ‘Was ist des Deutschen Vaterland,’ door de persoonlijkheid van jahn, en de fantazij van görres werd vertegenwoordigd.
Meer invloed echter verkreeg de magt der Kabinetten, door jaloezij, wangunst en kleinmoedige vrees voor zelfbehoud geleid. Het Zuiden wierp een verontrustenden blik op de magt van het Noorden. Beijeren vooral kantte zich aan tegen de liberale beginsels, welke in Pruissen wortelden, en Oostenrijk had wel iets te duchten, indien het Berlijner Kabinet derzelver wasdom bevorderde. De personele invloed van Keizer frans en van alexander bleven niet zonder uitwerking op het gemoed van friedrich wilhelm, die elke beweging schuwde, als zij zich fantastisch openbaarde, want fantasus, plagt hij te zeggen, is de broeder van morfeüs. Den eersten beslissenden stap tot terugwerking veroorzaakte eene brochure van schmalz, die eene openlijk vijandige houding tegen de vrijzinnige rigting aannam.
Het is zeer belangrijk wat de Schrijver in het midden brengt over de grondwetsbeweging in die dagen. Wij krijgen er uit te zien, dat de algemeene rigting, aan historische herinneringen, ook van wege de groote namen, welke zich in den bevrijding-oorlog zoo heerlijk onderscheiden hadden, gehecht, in den beginne tegen de Aristokratie niet vijandig gezind was; ‘doch spoedig verdween die rigting van de openbare meening; want de Aristokratische partij kwam met hare aanspraken en met hare minachting voor het burgerlijk element en voor den tijdgeest zoo vermetel en onbewimpeld voor den dag, dat elke gunstige meening ten haren opzigte terstond verdwijnen moest. Men ziet van nu af veel meer den tegenstand tegen de adellijke aanmatiging een wezenlijk bestanddeel vormen der openlijke meening. En zoo was het dan natuurlijk, dat men bij de nieuw te maken staatsregelingen den adel geenen overwegenden invloed wilde
| |
| |
toestaan. Veeleer wenschte men het Democratische element te doen zegepralen; men wilde eene eigenlijke vertegenwoordiging, in welke niet de afzonderlijke standen, maar het gezamenlijke volk werd voorgesteld. Ook verstond het zich wel van zelf, dat voor de individuën al de regten in aanmerking kwamen, welke de waarborgen zijn van politieke vrijheid: zekerheid van personen, vrijheid van drukpers, eene nieuwe regeling van het regtswezen met het beginsel van openbaarheid en mondelijkheid.’
Met opmerkzaamheid hebben wij Dr. hagen de vraag hooren beantwoorden, hoe de verhouding was der Duitsche regeringen tot die vorderingen van de openbare meening. En waarlijk, wat de meeste vorsten hunnen volken gaven, was een spotten met de behoefte des tijds, doch liet in de verte zien, dat de hand, die van de Kabinetten uitging, te kort zou schieten om de toekomst tegen te houden. In voldoening aan Art. 13 van de Bondsakte, gaf men toe, doch zorgde te gelijk, dat het volkselement onder den druk der Aristokratie beklemd bleef.
Keurhessen zag de staatsregeling niet tot stand komen, uit hoofde de regering ongezind was de vrijheid van de drukpers en het onvoorwaardelijk regt der Stenden tot het bewilligen der belastingen toe te staan.
In Wurtemberg was Koning frederik I zeer impopulair. Hij poogde dien kwaden indruk weg te nemen met eene Staatsregeling aan te bieden, waarbij nogtans zijn absoluut gezag niet met al verloor. Hij leed echter schipbreuk op den verklaarden onwil van alle standen. De strijd duurde tot zijnen dood, terwijl de onderhandelingen, die met zijnen opvolger werden aangeknoopt, evenmin tot eene gunstige ontknooping leidden.
Evenzeer mislukte de poging om in Baden eene Konstitutie in te voeren. De regering van Nassau gaf wel eene vrijzinnige Grondwet, doch wist voor te komen, dat zij in het leven trad. Niet beter was het in Beijeren gesteld.
Het is inderdaad eene belangrijke vraag: waarom aarzelden de vorsten toe te staan, wat zij met weinig schran- | |
| |
derheid konden voorzien, dat eenmaal zou genomen worden? Men dacht: uitstellen doet tijd winnen. Dit gaat op, als men onder zijne vlag vaart, maar tegen den tijd in te temporiseren, is onzin en leidt tot niets.
Hagen werpt een vlugtigen blik op den Duitschen Bond, hoe hij de stoffelijke belangen behartigt, en hoe weinig hij zich bekommert, om de verhouding der Staten tot de Kerk vast te stellen. Oppervlakkig wordt deze aangelegenheid besproken. Het onderwerp had verdiend, dat het van alle kanten en ook van binnen ware bekeken geworden.
Aangenaam verrassend is het te lezen, hoe vrijzinnig de Groot Hertogelijke regering van Saksen-Weimar zich gedroeg en welke vruchten men aanvankelijk daarvan plukte: jammer, dat zij zoo spoedig tot bederf overgingen. Wij hadden gaarne gezien, dat de Schrijver wat dieper en grondiger over de Bürschenschaflen, die zoo veel gerucht gemaakt hebben en zoo uiteenloopend beoordeeld zijn, gesproken had. Maar dat ongelukkige Wartburgsfeest, wat getuigt het? dat de feestvierenden vreemd waren aan den geest van den man, die op dit bergslot eens den Bijbel vertaalde; dat scholieren hunne roeping te buiten gaan, wanneer zij zich als meesters van den volkszin opwerpen. Zij kunnen vuren aanleggen, maar toonen daarmede nog niet, dat zij ook geleerd hebben gebouwen te stichten. De aanleggers van het Wartburgsvuur hebben de rollen vervuld der jongens, die, de glazen inwerpende, het oproer vooruitsnellen.
Ongelukkigerwijze wekte deze baldadige manifestatie de niet geheel en al ongegronde vrees, die kotzebue wist levendig te houden, bij de regeringen op, dat de zucht tot revolutie het Duitsche vaderland op nieuw in eene zee van verwarring zou dompelen, en het begin was, dat Saksen-Weimar genoopt werd zijne milde bepalingen, betreffende de drukpers, in te trekken.
En toch, terwijl het stapvoets zich terugtrekkende Pruissen met moeite de krachtvolle eischen van de Rijnprovinciën en andere gewesten ontweek, wijst de Schrijver ons op den tegenovergestelden geest, die in de Zuid- | |
| |
Duitsche Staten ontwaakte, waar, als hadde men het er op gezet, om immer het tegengestelde van het Noorden te doen, in 1817 en 1818, in Beijeren, Baden, en Wurtemberg Staatsregelingen meer overeenkomstig de behoeften des tijds in werking kwamen. ‘Niet zonder eenigen trots verhieven de Zuid-Duitschers zich er op, dat deze nieuwe politieke ontwikkeling van hen was uitgegaan; en inderdaad scheen thans Zuid Duitschland de rol te willen overnemen, welke de openbare meening aan Pruissen had toegedacht.
Het Zevende Hoofdstuk loopt over het Congres van Aken en de besluiten van Karlsbad. Met een enkel woord maakt Dr. hagen zich af van hetgeen omtrent de ontruiming van Frankrijk door het bezettingsleger werd besloten. Uitvoeriger is zijne mededeeling der Duitsche aangelegenheden. Hij geeft in breede trekken den inhoud op van de in 1836 in het licht verschenen, maar als echt betwijfelde, onderhandelingen tusschen de Ministers van Oostenrijk, Pruissen en Rusland, en vergelijkt daarmede de verklaring dezer mannen, die openbaar is gemaakt. Zij is in waardiger en op meer waren toon gezet, en schijnt ons uit dien hoofde toe de echtheid der vroeger genoemde te vernietigen. Die geheime onderhandelingen dragen het onmiskenbare kenmerk, dat de opsteller het doel heeft gehad, het later gebeurde. bij anticipatie, die ministers in den mond te leggen. Het heeft ons daarom genoegen verschaft, dat ook Dr. hagen de onwaarschijnlijkheid van dit pseudo-Staats-stuk doet uitkomen, door de valsche stelling, waarin de regtschapen hardenberg wordt geplaatst, wien men een verachtelijke, en een geheel met zijn karakter strijdige rol heeft geleend. Maar het is de kunstgreep, de zedelijke maxime van zekere partij. Men vrage het slechts aan de potter, of het niet waar zij: ‘Hoon, veracht, bespot de regering, en de bestaande orde vervalt van zelf.’ Verdelging is, in den mond van sommigen, gelijkluidend met vooruitgang.
Onze Schrijver, die alleen oogen heeft voor Duitsche eenheid en nergens anders voor, wordt juist daardoor eenzijdig en verzuimt in te denken, in welken moeije- | |
| |
lijken toestand de vorsten geplaatst werden, die met onfeilbare wijsheid en Herkulische kracht dienden toegerust geweest te zijn, om de buitensporige rigting van verwilderde gemoederen te leiden en binnen perken te houden. De moord van kotzebue, die algemeen voor een Russischen spion werd gehouden, en de wijze, waarop de moordenaar bewierookt werd en vergood, verontrustte de bezadigden, sterkte de partij der terugwerking, en gaf aan de Staatkunde van Weenen vrijmoedigheid, om openbaar uit te spreken, wat men anders bedektelijk ten uitvoer zou gelegd hebben. Althans de besluiten van het Ministeriëel Congres, door tien Staten te Karlsbad gehouden, drukten de noodzakelijkheid uit, om de drukpers te beperken; de Universiteiten onder voogdijschap te stellen; eene Kommissie tot onderzoek van Demagogische woelingen te benoemen; eene nader beperkende uitlegging van Artikel 13 der Bonds-akte vast te stellen, en den vooruitgang der Democratische elementen tegen te gaan en te verstoren. Deze besluiten werden op den 20 September 1819 door de Bondsvergadering niet alleen goedgekeurd, maar ook versterkt.
Het achtste Hoofdstuk wordt aan de beschouwing van Engelands Staatkundigen toestand tot aan den jare 1820 gewijd; beschrijft de ongelijkmatigheid van vertegenwoordiging in het Parlement, door de uitbreiding van de bevolking in de koop- en fabrieksteden, en door de vermindering van sommige Graafschappen te weeg gebragt, dat luide om verbetering riep en een vinnigen strijd uitlokte. De Schrijver, zonder juist nieuwe gezigtspunten te openen, beschrijft zeer vlugtig de worsteling in hare afwisselende kansen.
In het negende Hoofdstuk volgt hij de terugwerking op den voet, waarover Frankrijk zich tot het jaar 1820 te beklagen had. Zij opende zich eene loopbaan, toen richelieu een drietal dwangwetten door la Chambre introuvable wist te doen goedstemmen. Ney viel onder geweervuur, dat de Pairs deden losbranden, omdat de Maarschalken geweigerd hadden een vierschaar over hunnen Spitsbroeder te spannen. Er ging eene proscriptie
| |
| |
uit tegen de familie van bonaparte en zijne getrouwste aanhangers, en meer anderen. Verder geeft hagen de reden op, waarom zelfs de Koning over deze Kamer, die zoo geheel onder den invloed der restauratie stond, ontevreden was. Zij was namelijk meer Aristokratisch dan Roijalistisch en liet zich leiden door den Graaf van artois, die den teruggang met al zijn vermogen bevorderde. Het gevolg was: de ontbinding in 1816.
Nu slaat hij den strijd gade der verschillende partijen, uitgelokt door de ontluiking van het Konstitutioneel element in de Kamer, waar minder Ultraroijalisten, meer Liberale mannen in gekozen waren. Dit verschijnsel bewoog richelieu een stap achterwaarts te doen, en eindelijk af te treden. Wel is waar gedroeg zich het opvolgend Ministerie meer liberaal; maar de waanzinnige daad van louvel, die de zwarte bende der vorstenmoorders in Frankrijk voorop ging, berokkende de aanvankelijke zegepraal der terugwerking. Immers zij deed het Ministerie decazes vallen, bragt richelieu weder aan het hoofd der regering terug, en deze bezwaarde en ergerde het volk, door de Censuur voor de dagbladen weder in te voeren, de persoonlijke vrijheid te beperken, en eene nieuwe Kieswet door te drijven.
Hiermede eindigt het eerste Deel.
h.
j.h.s.
|
|