en tot eene gemeenschap leidt, naar welke hij zoekt. Eindelijk wijst de rede aan: - wat wij over den tegenstand tegen het. Evangelie te denken hebben; - hoe wij omtrent de prediking van het Evangelie verkeeren moeten; - waarop wij naar de beloften van het Evangelie hopen mogen. Eene korte, eenvoudige, maar niet minder hartelijke en gepaste toespraak, naar de gelegenheid van het uur, besluit het geheel.
Wij verblijden ons met den waardigen van hengel over het voorregt, dat hem is te beurt gevallen. Wij wenschen hem geluk met zijne rust, en bidden hem toe, dat hij van haar, bij voortdurend bezit van ligchaamsen geesteskracht, nog lang het regte genot hebbe. En wij danken hem bij deze gelegenheid voor het uitgebreide nut, dat hij, bepaaldelijk voor de Evangelieprediking in ons Vaderland, zoo vele jaren door onderwijs en voorbeeld gesticht heeft. 's Mans wensch worde vervuld, om van zijne rust een gebruik te maken, waardoor hij de Hoogeschool en de wetenschap nog verder diene, en om nu en dan nog voor de gemeente op te treden! En gelukkig slage men in de niet gemakkelijke keuze eens opvolgers van den beroemden man!