hoeften voldeed, en zagen met hooge belangstelling het Ontwerp van Gerevideerd Algemeen Reglement te gemoet, dat de Synode van 1848 als vrucht van hare langdurige zittingen leveren zoude.
Eindelijk werd het bekend: veel kwam er in voor, dat werd toegejuicht: maar ook veel, dat men afkeurde. De Synode des verleden jaars wijzigde het in belangrijke punten: en beschouwde de meerderheid harer leden die wijzigingen misschien als verbeteringen; volgens de zienswijze der minderheid, waren het slechts nieuwe lappen op een oud kleed.
Dit zelfde ontwerp wordt door den Schrijver aan de beginselen getoetst, die, naar zijn inzien, de grondslagen van het gebouw zijn, waarop het zamenstel rust. (bl. 1.) Daartoe behandelt hij, van bl. 3-31, de volgende acht punten: 1o. de wijze, waarop de herziening van het thans bestaande Algemeene Reglement zal moeten worden daargesteld; 2o. de kenmerken der Hervormde Kerk in Nederland; 3o. de vereenvoudiging, in het raderwerk van Bestuur bij de herziening tot stand te brengen; 4o. beveiliging der Hervormde Kerk tegen overheersching van geestelijk gezag; 5o. het beginsel van vrije verkiezing en evenredige vertegenwoordiging; 6o. de attributiën der verschillende Collegiën van bestuur; 7o. de afscheiding tusschen Kerk en Staat; en 8o. de wijze, waarop het nieuwe Algemeene Reglement zal moeten worden ten uitvoer gelegd. Ten slotte ontvangen wij, van bl. 32-93, een Nieuw Ontwerp, waarin de door den Schrijver voorgestelde verbeteringen en bijvoegselen, bij tegenoverstelling van het ontwerp der Synode, duidelijk zijn aangewezen.
Uit deze opgave ziet men het hoog belang der onderwerpen, die hier behandeld worden, en de ontwikkeling daarvan geschiedt op eene wijze, welke den zelfstandigen, en van zijn standpunt als Regtsgeleerde vrijzinnigen man leert kennen; en dien wij met genoegen hooren redeneren, ook dáár, waar overwegende redenen ons dringen zouden, eene andere zienswijze te volgen.
Het ligt niet in ons plan, den Schrijver overal op den