misdadig. Slechts enkele karakters werpen een verzachtend licht, op het donker, hoewel met humor vergulde tafereel, en onder dezen is 't voornaamste dat van den verleiden, veroordeelden St. giles-zelf, door 't nadenken over den dood, en den schok der ontvangen kwijtschelding van de doodstraf, als jongeling tot inkeer en bekeering gebragt, en als man, in weerwil van alle ellende, verzoeking en bedreiging, aan de deugd getrouw. Tom blast, het monster, tot aan het einde toe de kwelduivel van den armen boeteling, verraadt dien ten tweedenmale aan het geregt; doch wordt doorschoten en - sterft in een soort van galgenberouw, na de verklaring te hebben afgelegd, dat niet St. giles maar hij de daad heeft gepleegd, die dezen naar Botany-Bay heeft doen verbannen. De Markies wordt vrijgesproken, laat de ongelukkige clarisse aan haar lot over, en huwt met eene Hertogin. St. giles, die ook zijn broeder jingo tot een beter mensch maakt, wordt begenadigd, huwt, en leeft en sterft als gezeten winkelier. - Het einde alzoo is goed; doch dáárom niet alles; want de indruk blijft en stemt niet tot vrede met God, en ook niet met de menschen.
‘Arm en Rijk’ echter is niet de eenige roman, die in deze opzigten te wenschen laat, en ofschoon het ons voorkomt, dat jerrold zich vergist heeft in de keuze der stof, die wij niet geschikt achten om lezers, vooral lezeressen van beschaafden stand zeer te behagen, wij doen niettemin hulde aan de vinding en het talent van den uitstekenden humorist. Jerrold is een fijn opmerker, een diepgevoelig denker, onuitputtelijk in vernuft, meester in het scheppen van karakters en 't verzinnen van toestanden en verwikkelingen. Er zijn heerlijke Hoofdstukken in elk der drie deelen, zoo als b.v. het tweede Hoofdstuk des Eersten deels: waar de behoeftige maar door en door goede vrouw aniseed haren zonderlingen, doch even goeden en eerlijken man beweegt, om den kleinen St. giles, dien zij op straat aan de borst der doodgevroren bedelares peggy flitt gevonden heeft, te behouden en aan te nemen als eigen kind; een voornemen, dat, tot bederf en ongeluk van den jongen, verijdeld wordt. Even